Houtblazers van het Concertgebouworkest: Woodwinds. Janáček: Mládi (jeugd) JW. 7/10; Martinů: Sextet in Es voor piano, fluit, hobo, klarinet en fagot H. 174; Veress: Sonatine voor hobo, klarinet en fagot; Poulenc: Sextet voor piano, houtblazers en hoorn FP. 100. RCO Live RCO 15008 (59’59”). 2015
Als opvolgers van het Concertgebouw sextet (1909-1937) en het Danzi kwintet (1958-1978) spelen huidige, vrijwel alle buitenlandse, leden van het Concertgebouworkest een aardig afwisselend programma met twintigste eeuwse werken voor houtblazers die tussen 1924 (Janáček) en 1939 (Poulenc) zijn ontstaan en die hier worden uitgevoerd door Jeroen Bal (p), Emily Beynon (fl). Lucas Navarro (h), Olivier Patey (kl), Davide Lattuada (basklarinet), Jos de Lange (fag), Gustavo Núñez (fag) en Fons Verspaandonk (hrn). Het zijn niet louter werken voor houtblazers alleen, maar wat zou het.
Het zal lastig zijn om een beter stel goed op elkaar ingestelde, dus ideaal samenwerkende blazers bijeen te krijgen. De klankvermenging is werkelijk optimaal. Maar dat hoeft niet in alle werken even verdienstelijk te zijn. Hoe welluidend, beheerst en fraai gefraseerd Janáček ook klinkt, we missen iets van het pittige, aardgebondene dat de London Winds (Chandos CHAN 10876) en de blazers van het Europees kamerorkest (COE Records CDCOE 812) net iets beter aan het licht brengen. Ook van het sextet van Poulenc, het muzikaal belangrijkste werk op deze cd, bestaat een karakteristieker, uitbundiger en bovendien echt Franser klinkende lezing van Les vents français (Warner 2564-62318-5, 3 cd’s).
Maar het werk van Martinů met piano en een tweede fagot ter vervanging van de hoorn, slaagde voorbeeldig met een voldoende jazzy aanpak van het Blues deel en een meeslepend scherzo en een geestige finale. Dat de sonatine van Veress niet interessanter klinkt, ligt niet aan de drie spelers.