Silfra. Hilary Hahn (v) & Hauscka (Volker Bertelmann, prep. P.). DG 479.0303 (52’02”). 2011
Sifra? Tijdens twee vakantiereizen naar IJsland bezocht ik daar haast vanzelfsprekend het Thingvellir nationaal park waarin het kristalheldere Silfra meer dat de scheiding tussen het Amerikaanse en Euraziatische continent markeert en dat tot Wereld Erfgoed is verklaard.
Begrijpelijk dat je daar door de natuur wordt geïnspireerd wat tot allerlei kunstuitingen kan leiden. Dat overkwam kennelijk ook violiste Hilary Hahn en componist/pianist Volker Bertelmann, een huidige held van de geprepareerde piano die aanvankelijk commercieel succesvol in 2004 met een eigen plaatlabel Fat Cat begon om zijn werk te propageren. Eerste bijdrage Substantial, waarop een achttal andere volgden tot Salon des amateurs in 2011.
Maar hier gaan beide musici improviseren en het resultaat is direct, spontaan, zonder verdere manipulatie vastgelegd, beweert de beschrijving. Al improviserend dwalen beiden in een dozijn stukjes met de titels als ‘Adash’, ‘Krakow’ en ‘Halo of honey’ ver weg van Silfra. Voor beide uitvoerenden zal de stream of conciousness associatie op het moment van improvisatie wel duidelijk zijn geweest, maar voor de luisteraar is het soms moeilijk die na te voelen. Gelukkig kan die de sfeer vervangend in Nederland ook mijmeren over de Hoge Veluwe, Madurodam en de Piramide van Austerlitz of willekeurig iedere andere herinnering.
Dat het om een vorm van minimal music gaat en dat connecties met Cage, Satie, Pärt, Cowell, Wolff voor de hand liggen, is evident. Gelukkig zijn de losse invallen niet oeverloos uitgesponnen; dat het deeltje ‘Godot’ met 12’37’ het langste (wachten) is, zal geen toeval zijn. Ook wordt ergens gerefereerd aan een – onbekende – song van Tom Brossau.
De toelichtingen zijn erg leuk en de moeite waard. Net zoals bewondering past voor de altijd toch al ondernemende Hahn, die al improviserend een boeiende nieuwe kant van haar grote talent en veelzijdigheid toont. Ook de geprepareerde vleugel van Beckmann laat klanken, effecten horen die vaak hoogst onpianistisch zijn (wanneer hij bijvoorbeeld ballen in het instrument laat stuiteren). Veel stemmingen en gevoelens passeren de revue, beginnend met verdroomde, ijle, serene klanken in ‘Stillness’. Speelse, exotisch aandoende momenten worden afgewisseld door motorisch ritmische, schrille en enigszins bonkende. Dat gaat de pianomanipulaties van Cage ver te boven in deze fusiemuziek met het karakter van een jamsessie. Daar is ongetwijfeld een lange voorbereiding aan vooraf gegaan.
Alles bijeen is het fascinerend, origineel, gedurfd, knap. Alleen: hoe vaak beluister je deze exercitie? Vervluchtigt die eerste sensatie niet snel? Het is namelijk moeilijk voor een buitenstaander die geen getuige was van het vrij langdurige ontstaansproces om zich volledig in de zich bij beide vertolkers opgewekte gedachten en gevoelens te verplaatsen. Dan blijven alleen bewondering voor het getoonde improvisatietalent en de grote instrumentaaltechnische prestaties over. Voorzichtig proberen dus maar.