CD Verzamelprogramma's

HOND, IRIS: PIANORECITAL

Hond, Iris: Chopin: Barcarolle in Fis op. 60; Nocturne nr. 8 in Des op. 27/2; Janáček: Uit Pianosonate 1.X.1905 in es ‘Het voorgevoel’ en ‘Dood’; Rachmaninov: Uit Moments musicaux presto in e op. 16/4; Prélude nr. 5 in D op. 23/4; Scriabin: Études in cis op. 2/1; in E op. 8/5; in fis op. 8/2, in Fis op. 42/4 en in cis op. 42/5; Bonus: Tiersen: La valse d’Amélie; Comptine d’un autre été – L’après-midi. Decca 476.508-2 (53’42”). 2012

 

Chopin/Hofmann: Pianoconcert nr. 1 in e op. 11. Iris Hond met Sophia Torrenga, Wim Ruitenbeek (v), Galagad Samson (va), Daniël Petriovitsch (vc) en Ying Lai Green (cb). STEP 2012-003 (37’18”). 2012

 

Een cd debuut al dit wekt voor de kritische beschouwer op afstand enigszins gemengde gevoelens. Die beginnen met de gedachte aan de niet alleen maar goede oude tijd, toen je als pianist eerst in de internationale concertzalen je reputatie moest hebben gevestigd voordat je werd gevraagd een opname te maken. Een tijd ook waarin de muziekindustrie mede werd geleid door musicologen en musici met een fijne neus voor het wezenlijke.

Nu lijkt het met die in moeilijkheden geraakte industrie louter nog om commercie te gaan met managers die geen noot zo groot als een koe kunnen lezen aan het roer: wat is er aan kunstenaars te verdienen. Artistiek nut en waarde worden steeds meer opgeofferd aan potentiële verkoopwaarde. Gerenommeerde oude plaatlabels zijn deels verdwenen of tot blinde darmformaat geslonken, andere vechten om te overleven. Onderling vindt een ware volksverhuizing plaats; wat dat betreft hoeven we ons nergens meer over te verbazen.

Nu op de rol de zaak Decca 476.508-1. Daarin spelen allereerst ‘de media’ een wezenlijke rol. Handig speelde de Harderwijkse pianiste Iris Hond (1987) zich tijdens haar Haagse conservatoriumstudie in de kijker met haar optredens op de ‘vliegende piano’, een vleugel op wielen waarop ze niet alleen in Het Haagje, maar zelfs in New York tijdens het bezoek van het prinselijk paar optrad. Haar intenties waren nobel: ook elders mensen die normaal nooit naar een recital gaan met mooie muziek confronteren. Intussen studeerde ze wel mooi in 2011 cum laude af.

Het bracht de publiciteitsmachine op gang: de schrijvende pers besteedde aandacht aan haar, de radio en uiteraard ook de tv waar Tijl Beckland een dominerende rol speelde, maar verder DWDD. Optreden in de Yellow Lounge, met het Matangi kwartet en anderen brengt vaart in de carrière van de ambitieuze, maar ook idealistische jonge pianiste.

Zo toog ze muzikaal goed gewapend naar de Onder de linden studio in Valthermond om haar eerste Universal opname voor Decca – een label dat zich in tegenstelling tot DG en EMI nauwelijks nog om interessante debutanten bekommerde – te maken met een niet alledaags, uitdagend programma dat niet louter uit vlotte zoete lolly’s bestaat.

Grappig tot slot als toegiften die luchtige stukjes van de Fransman Yann Tiersen (1970) die ons even in de wereld van Satie en Rota verplaatst.

Dat de pianiste voorrang verleent aan componisten die haar nu het dierbaarst zijn, lijkt logisch. Net zoals ze terecht afziet van grootschalig materiaal. Stuk voor stuk krijgen de stukken een eigen gezicht, een eigen karakter en dat gebeurt vol overtuiging. De enige wat negatievere vaststelling moet zijn dat de echte romantische stukken een wat geringe emotionele, betrokken spanningsboog te horen geven. Kwestie van bescheiden introspectie? Wie twijfels heeft moet haar voordracht maar eens vergelijken met die van Ashkenazy (Decca 460.322-2)  en Pollini 431.623-2 in Chopin, Von Eckardstein (MDG 604-1141-2) voor Janåček, Shelley (Hyperion CDA 66184) voor Rachmaninov en Lane (Hyperion CDA 66607) om te horen in hoeverre  de over een gedegen technische en stilistische wapenrusting beschikkende pianiste beschikt. Hier lijkt van meer sprake dan van een kort en hevig oplichtend strovuur.

 

En dan Chopin…….

In het kader van De Honds ambassadriceschap voor de club  Klassieke Zaken handelaren maakte ze als gratis bonus een cd die bij de najaar aanbieding Aangenaam Klassiek. Ook hier blijkt originaliteit die tevens de productieprijs reduceert. Ze speelt Chopins eerste pianoconcert met de door Richard (en niet Josef) Hofmann tot een strijkkwintet gereduceerde begeleiding die de solo nog beter laat uitkomen.

Op BIS CD 847 namen onder anderen Fumiko Shiraga, het Yggdrasil kwartet en contrabassist Jan-Inge Haukås hiertoe al het initiatief. Later volgden er meer. 

Het luisteren naar het concert in deze vorm confronteert de luisteraar met het ongemak dat dit werk in georkestreerde vorm altijd enigszins oproept. Wie twijfelt aan de waarde van de versie met orkest, vindt hier voedsel voor de geest. De plasticiteit in de melodievorming die zo lastig is te realiseren door pianisten, orkesten en dirigenten, is hier haast van nature aanwezig want zes uitvoerenden kunnen eenvoudiger  het juiste evenwicht vinden tussen vrijheid en eigenzinnigheid dan vijftig. Er hoeft niet voor een intieme illusie te worden gestreden.

Pianiste De Hond heeft mee de omvang van de muziek wat gereduceerd en beseft dat het soort van grandeur en heroïek dat de pianokwintetten van Schumann en Brahms vergen hier misplaatst is. Ze kan zich gelukkiger voelen in deze kamermuzikale omgeving. Ze vindt hier ook een poëtische, frisse en treffende mooi nieuwe vorm die het aanhoren zeker waard is. Ze in alleen wel wat relatief prominent opgenomen en ondersteuning door een wat assertiever beroepskwartet in plaats van door studievriendinnen had het geheel nog evenwichtiger (beter) kunnen maken. Niettemin: alle waardering.