Larissa Groeneveld en Frank van Laar: Dämmerung. Zemlinsky: Stukken voor cello en piano nr. 1-3; Cellosonate in a; Von Brucken Fock: Cellosonate in e; Dohnányi: Cellosonate in bes op. 8. Gutman CD 154 (2 cd’s, 82’29”). 2015
De mooi gekozen titel van deze cd, Dämmerung (schemering) geeft enigszins aan in welke overgangsfase de muziiekwerekd zich kort na het begin van de twintigste eeuw zich bevond. Leo Samama noemde zijn boek over zeventig jaar Nederlandse muziek 1915-1985 Voorspel tot een nieuwe dag wat ook duidelijk in die richting wijst.
Het is goed dat het interessante programma van Larissa Groeneveld en Frank van Laarook een werk van de Nederlandse componist Gerard von Brucken Fock (1859-1935) bevat. Zijn cellosonate is exemplarisch voor dit thema. Geschreven in 1884, werd het werk later nog, in 1931, herzien. In een overzicht gaf de criticus Herman Rutters in 1919 een lijstje van de beste Nederlandse componisten uit zijn tijd. Dat waren volgens hem Dirk Schäfer, Gerard von Brucken Fock (vooral voor zijn symfonieën, die nog wachten op een opname, terwijl veel van zijn overige werken – Humoreske, Impromptu’s, Intermezzo, Moments musicaux voor piano (Rien Balkenende op Zefir ZEF 9614), de Altvioolsonate plus de genoemde pianowerken (Edith van Moergestel en Marianne Boer (Document DOC 1101) en het Requiem (Vonk, Document DOC 1101) - wel beschikbaar zijn. Vreemd trouwens dat Rutters Diepenbrock, Röntgen en Wagenaar niet noemde in plaats van Dopper.
Maar dat terzijde. Goed dat we nu nader kunnen kennismaken met de cellosonate, een kwalitatief best hoogwaardig werk met een hoogst energieke finale dat zich in geen enkel opzicht hoeft te schamen voor de inbreng van beide andere componisten. Zemlinky’s Stukken dateren uit 1891, zijn sonate uit 1894. Othmar Müller en Christopher Hinterhuber maakten er eerder een fraaie opname van (Naxos 8.570540). In deze werken tracht de componist zich te ontdoen van Brahmsinvloeden en dat lukt het beste in het nogal duistere langzame deel en de veerkrachtige finale van de sonate. Maar ook de separate stukken hebben best een individueel karakter.
De Sonate van Dohnányi uit 1899 heeft iets van een ironische glimlach over zich, zoals dat bij veel van zijn werken het geval is, met de Variaties over een kinderrijmpje voor piano en orkest voorop.
De grappig spottende finale van zijn cellosonate is daarvan een ander mooi voorbeeld en ook de manier waarop het scherzo vanuit de duisternis naar voren jaagt is kenmerkend. Het eerste deel heeft veel weg van de jonge Richard Strauss. Groeneveld en Van Laar doen al deze aspecten fraai recht en kunnen het zeker opnemen tegen Maria Kliegel en Jenö Jandó (Naxos 8.554468).
Al eerder trok Larissa Groeneveld de aandacht met haar medewerking aan bijzondere opnamen, zoals het programma Idylle samen met Joop Stokkermans, Pauline Oostenrijk, Abigael van Tijn en Mariëtte Freijzer met werken van Schubert, Chopin, Mozart, Mendelssohn, J.S. Bach, Chabrier, Satie, Telemann, Fauré, Saint-Saëns, Falla, Fauré, Scriabin en Brahms (Vanguard 99159) en met Tostenssons In großer Sehnsucht, samen met sopraan Charlotte Riedijk, pianiste Ellen Corver en violist Peter Brunt (Cobra 0016).
Al deze opnamen verdienen de volle aandacht en een brede verspreiding. Het wordt tijd dat Larissa Groeneveld, die zich vooral toelegt op onbekendere werken uit de afgelopen anderhalve eeuw, toegang krijgt tot een van de grote internationale plaatlabels om dat te kunnen realiseren.