Gulyak, Sofya: Medtner: Sprookjes op. 26 nr. 1-4; Prokofiev: Pianosonate nr. 6 in A op. 82; Rachmaninov: Corellivariaties op. 42. Champs Hill CHH CD 064 (69’). 2013
De mogelijkheden, kansen en gelegenheden die de internationalisatie en globalisatie van het muziekleven bieden worden haast exemplarisch door de in 1979 in de Tataarse hoofdstad Kazan geboren pianiste Sofya Gulyak. Haar eerste opleiding genoot ze ter plaatse, daarna kon ze verder studeren in Parijs, Italië, de V.S. en Engeland. Onderweg won ze diverse concoursen en inmiddels is ze een vanuit Londen opererende beroemdheid, ook in wikipedia en de sociale media te vinden.
Een debuutopname van haar was, samen met Yuki Ibo gewijd aan cellowerken van Rachmaninov. Voor dit solorecital gaat ze terug tot haar Russische wortels. De veronderstelling dat op die weg van verschillende kanten voor een volmaakte technische beheersing is gezorgd, wordt hier bewaarheid. Daarna komt het op expressievermogen en de juiste verbeelding aan. Ook daaraan blijkt het niet te ontbreken. Al met al leidt dit tot een indrukwekkend resultaat.
De pianiste begint dit recital met de vier Sprookjes op. 26 uit 1910/2 van Medtner, een deel van de vele werken die hij onder deze verzamelnaam schreef. Eerder konden we daar mee kennismaken via Geoffrey Tozer (Chandos CHAN 9899), Hamish Milne (Hyperion CDA 67491/2) en Malcom Binns (Pearl SHE CD 9628). Maar Gulyak voegt daar hier een pakkende verbeeldingsvolle dimensie aan toe.
De vergelijkende confrontatie gaat verder. Boris Berman en Yefim Bronfman namen integraal alle negen sonates van Prokofiev op (Chandos CHAN 9637, c.q. Sony SB3K 87747, telkens 3 cd’s) op en Freddy Kempf (BIS CD 1260), Nikolai Lugansky (Warner 2564-61255-2), François-Frédéric Guy (Naïve V 4898), maar bovenal Andrei Gavrilov (DG 459.312-2) en Ivo Pogorelich (DG 463.678-2) leverden al eerder fraaie opnamen van Prokofievs Pianosonate nr. 6 daterend uit 1940. Maar wat de Russische pianiste hier laat horen is minstens zo begoochelend en briljant. Probeer maar eens hoe fijnzinnig ze is in het derde deel ‘tempo di valzer, lentissimo’, gevolgd door een wervelend, bijna barbaars ‘vivace’.
Tot besluit Rachmaninovs Corellivariaties, zijn laatste solo pianowerk uit 1931 die zijn gebaseerd op een thema uit Corelli’s Vioolsonate nr. 12 dat op zijn beurt teruggaat tot de bekende La Follia melodie. Ook in dit werk gingen velen haar voor: Harada (Audite 92569), Grimaud (Warner 2564-63265-2) en Lugansky (Warner 2564-63675-2). Gulyak speelt meteen het thema heel subtiel en bepaalt daarmee de sfeer voor een briljant vervolg dat zijn hoogtepunt bereikt in de extroverte variaties nr. 11, 16 en 18.