Adélaïde Ferrière: Contemporary: works for percussion. Xenakis: Rebonds A en B, Psappha; Mantovani, B.: Moi, jeu…; Hurel: Loops 2 en 4; Donatoni: ‘Movement 1 en 2’ Omar; Rodney Bennett: After Syrinx nr. 2. Évidence EVCD 067 (81’32”). 2019
Op haar debuut cd speelt de Franse slagwerkster Adélaïde Ferrière (dochter van een slagwerker uit Dijon) een keur van laat twintigste- begin éénenwtintigste eeuwse composities van de componisten Iannis Xenakis (1922 - 2001), Bruno Mantovani (1974), Philippe Hurel (1955), Franco Donatoni (1927 - 2000) en Richard Rodney Bennett (1936 - 2012). Daarvan is eerstgenoemde natuurlijk het bekendst.
Ze toont daarin een krachtig gevoel voor ritme en melodie, speelt als een vaardige jongleur trommen, bongos, marimba, congas, vibrafoon en woodblocks waar mogelijk elegant en elders met de vereiste felheid en verve. Vooral de marimba is veel te horen. Soms laat ze de muziek dansen.
De twee delen Rebonds zijn als een vermenigvuldiging van ritmen. Psappha van Xenakis is met 13’38” het langste werk.
Zoals dat bij het namijmeren over Syrinx van Rodney Bennett past schuilt in dit werk ook poëzie. Daar tegenover staan de geheimzinnige heftigheid van Mantovani’s Moi, jeu… en de met de vibrafoon opgewekte jazzinvloeden met van Donatoni’s Omar. Fijn dat zo in een afwisselend programma een overzicht wordt gegeven van de stand van zaken op het gebied van slagwerkcomposities. Verder valt op dat er tegenwoordig zoveel vrouwelijke koks in de slagwerkkeuken staan.