Kristina Fialová: Lady viola. Fuchs: Sonata pastorale; Bodorová: ‘Gila Roma’, meditaties nr. 1-3; Clarke, R.: Passacaglia over een oude Engelse melodie voor altviool en piano, ‘Morpheus’, ‘Prelude, allegro en pastorale’ voor klarinet en altviool; Bacewicz: Pools capriccio; Vorlová: Fantasie over een Tsjechisch volkslied op. 33; Paradis: ‘Sicilienne’. Met Anna Paulová (kl) en Jitka Čechová (piano). Arco Diva UP 0236 (56’14”). 2021
De Tsjechische Republiek is gezegend met een paar jonge altviolistes van wereldformaat:
en de in Moravië geboren Kristina Fialová die behalve in Praag ook in Kopenhagen en Dresden studeerde en daarna het Watson Forbes concours won. Ze noemt Rózsa, die een mooi altvioolconcert schreef, als belangrijke inspiratiebron.
Op haar eerste cd uit 2015 met de titel ‘Introduction’ speelde ze werken van Rózsa, Godár, Penderecki, Khatchaturian, Stravinsky en Bodorová (Arco Diva 0174-231).
Daarna volgde een opname met Tsjechische Vioolsonates van Martinu, Husa, Kalabis, en Feld met Igor Adavev als begeleider (Supraphon SU 4211-2) en nu is er dan deze nieuwe cd waarop ze zich uitsluitend wijdt aan meest eigentijdse vrouwelijke componisten, waarvan Rebecca Clarke (1902 - 1995) de bekendste is. Verder horen we werken van Lilian Fuchs (1902 - 1995), Sylvie Bodorová (1954), Grazyna Bacewicz (1909 - 1979), Sláva Vorlová (1894 - 1973) en Maria Theresia von Paradis (1759 - 1824).
Fuchs en Clarke waren zelf heel competente altviolisten en ze wisten wat ze van hun instrument mochten verwachten. Fialová speelt de Pastorale sonate van Fuchs op een vrij luchtige en lenige manier. De drie ‘Gila Rome’ meditaties worden in rustig en kalm tempo uitgevoerd zodat ze het gewenste karakter krijgen. De drie composities van Clarke vormen de spil van het recital. De Passacaglia klinkt met nobele welsprekendheid, Morpheus krijgt een impressionistische sfeer met behulp van de uitstekende begeleidster Jitka Čechová, de pianiste van het Smetana trio.
In ‘Prelude, allegro en pastorale’ voegt klarinettiste Anna Paulová zich bij hen voor een fijne vertolking met mooie contrasten en een verfijnde elegante sfeer.
Bacewicz schreef haar Pools Capriccio oorspronkelijk voor viool, maar klinkt warmer met een altviool.
Dan volgt de eerste opname van Sláva Vorlová’s Fantasie over een Tsjechisch volkslied uit 1953, een nationalistisch stuk met contemplatieve en assertieve momenten. Als bonus krijgen we nog de evergreen Sicilienne van Paradies.
Het werd een mooi, aantrekkelijk programma dat heel goed is uitgevoerd. Wanneer de kerkakoestiek wat minder galm zou hebben bijgedragen, had de opname nog beter geklonken.
Van Jitka Hosporová is er trouwens een mooie cd met Tsjechische altvioolconcerten van Jindrich Feld, Oldrich Flosman en Sylvie Bodorová (Supraphon SU 4276-2) uit 2018.