Paul Dombrecht: Hobowerken. Vincent: Hobosonate nr. 2 in a; Babell: Hobosonate nr. 1 in B; Geminiani: Hobosonate in e op. 1/3; Händel: Hobosonate in F HWV. 363a, Concerto a quattro in d; Bach, C.P.E.: Hobosonate in g Wq. 135, H. 549; Forster: Hobosonate in c; Hotteterre: ’Suite nr. 1 in g en 2 in c’ uit Stukken voor fluit en b.c. boek 2 op. 5 (bew.); Dornel: Hobosonate; Philidor: Suite voor hobo en b.c. nr. 5 in d; Couperin, F.: Concert royal nr. 1 in G; Telemann: Sonate in g uit Der getreue Musik-Meister TWV. 41/g4; Concerto polonois in Bes TWV. 43/B3; ‘Partita’ nr. 2 in G TWV. 41/G2 uit Kleine Cammer-Music; Hobosonate in g TWV. 41/g6 uit Tafelmusik; Triosonate in g; Galuppi: Sonate voor fluit, hobo en b.c. in G; Janitsch: Kwartet voor fluit, hobo, viool en b.c. in F; Bach, J.C.: Kwintet voor fluit, hobo, viool en b.c n D op. 22/1; Zelenka: Sonates voor 2 hobo’s, fagot en b.c. in F ZWV. 181/1, g ZWV. 181/2, Bes ZWV. 181/3, g ZWV. 181/4, F ZWV. 181/5, c ZWV. 181/6; Schumann: Romances voor hobo en piano op. 94 nr. 1-3, ‘Mondnacht’ uit Liederkreis op. 39 (bew.); Kalliwoda: Morçeau de salon op. 228; Pixis: Hobosonate op. 35. Paul Dombrecht (h), Marcel Ponseele (h), Janneke van der Meer (v), Chiara Banchini (v), Ku Ebbinge (h), Wieland Kuijken (vc), Richte van der Meer (vc), Robert Kohnen (kl) , Johan Huys (kl), Barthold Kuijken (fl), Danny Bond (fag), Jos van Immerseel (p). Accent ACC 24366 (7 cd’s, 6u., 26’32”). 1978-1988
De Vlaamse hoboïst en dirigent Paul Dombrecht (1948) heeft veel gedaan om vooral barokmuziek voor hobo zo authentiek mogelijk te propageren. Daarbij pleitte hij ook voor minder en onbekende componisten als Christoph Forster (1693 - 1745), Thomas Vincent (1720 - 1783), François-André Danican Philidor (1726 - 1795), Johann Peter Pixis (1788 - 1874) en Johann-Gottlieb Janitsch (1708 - 1763).
De hoofdschotel wordt gevormd door de zes uitgebreide, weelderige Sonates voor 2 hobo’s, fagot en b.c. van Zelenka. Deze werden in 1972 voor het eerst aan het licht gebracht door Heinz Holliger, Maurice Bourgue (h), Klaus Thunemann (fag), Lucio Buccarelli (cb) en Christiane Jaccottet (kl) en later in 1997 herhaald met nu ook violist Thomas Zehetmair (ECM 462.542-2).
Het verschil is natuurlijk dat Dombrecht c.s. volgens de regels van de authentieke uitvoeringspraktijk werken. Ook hij zorgt voor vertolkingen die door hun omvang, complexiteit en de noodzaak om vrijwel continu te blazer heel veel van de solisten vergen. Als ex-hoboïst ben ik me daar al te zeer van bewust, de gewone luisteraar zal het amper merken. Vooral Sonate nr. 5 valt op door zijn Vivaldiaanse energie en luchtigheid. Dombrecht werkte samen met andere grootheden uit de historiserende uitvoeringspraktijk.
De barokke lekkernijen worden via overgangsfiguur Janitsch aangevuld met een paar werken van Schumann. Ook daarin voelen Dombrecht en zijn kompanen goed thuis. De 7 cd’s zijn mogelijk ook nog afzonderlijk te verkrijgen.