Glass: Vioolconcert (bew. Dickson); Nyman: Where the bee dances; Tavener: Deel 1 uit The protecting veil (bew. Dickson). Amy Dickson met het Royal philharmonic orkest o.l.v. Mikel Toms. RCA 88697-37679-2 (58’). 2009
Smile. Saxofoonrecital Amy Dickson en Catherine Milledge. Werkjes van Chaplin, Drdla, Rachmaninov, Wiedoeft, Fauré, Pärt, Piazzolla, Ginastera, Debussy, Elgar, Dawas, Bozza en Finzi. RCA 88697-20307-2 (59’46”). 2007
In 2008 trok de Australische saxofoniste Amy Dickson voor het eerst de aandacht met haar debuut cd Smile. Haar instrument is buiten de wereld van de jazz, dans en de pop weinig solistisch met zg. klassiek moois te beluisteren, vandaar dat zo’n warm pleidooi een uiterst warm onthaal verdient. Haar toon is opvallend persoonlijk, glad als vloeibare honing , nu eens verleidelijk weelderig met een zijdeachtige glans, dan weer zwoel sensueel of puur zinnelijk. Ze fraseert voorbeeldig, ze brengt op subtiele manier dynamische contrasten aan, heeft een in essentie zangerige voordracht en klinkt soms bijna als een chalumeau of klarinet. Maar het ontbreekt evenmin aan passie, zoals in de climax van Ginastera’s Danza de la monza donosa op. 2/2.
Het recital is afwisselend genoeg na een leuk begin met een Aria van Bozza en de titelsong van Chaplin. Hoogtepunten zijn La plus que lente van Debussy, Pärts Spiegel im Spiegel, Rachmaninovs Vocalise, Fauré’s Romance sans paroles, Elgars Salut d’amour op. 12 en Finzi’s Elegie. De uit Wales stammende pianiste ontpopt zich als uitstekend begeleidster. De arrangementen zijn haast bij toerbeurt van dit tweetal.
Op de nieuwere cd vinden we substantiëler materiaal aan. Het enige oorspronkelijke werk is hier Where the bee dances van Nyman: een saxofoonconcert. Van dat werk bestonden al opnamen van John Harle (Argo 433.847-2) en Simon Haram (Naxos 8.554168). Hier krijgt het stuk een minstens zo elegante en gelukkig net iets minder assertieve verklanking als bij de eerdere primus inter pares Haram. Bovendien is de toon bij Dickson sympathiek en het instrument goed geïntegreerd.
Bij gebrek aan een overvloed aan origineel concertant moois voor sax, bewerkte Dickson het vioolconcert van Glass en het eerste deel uit Taveners The protecting veil. Het arrangement van Glass’ concert komt prachtig uit de verf omdat er aan het notenbeeld niet veel hoefde te worden veranderd. Aanvankelijk probeerde de soliste het met een altsax, maar de gangbaarder sopraan werkte beter uit. Dickson geeft mooie staaltjes van circulair ademen, maar brengt de specifieke Glass arpeggio’s evenzeer tot een virtuoos einde.
De gedaantewisseling die het stuk van Tavener onderging is ook heel bijzonder door de wijze waarop de solostem nu hoog boven het orkest zweeft. Het geheel is een warm pleidooi voor de verwaarloosde saxofoon.