Ida Bieler: Touched by the strings: koorwerken met soloviool. Gjello: Serenity ‘O magnum mysterium’; Buchenberg: Splendor paterne glorie; Nystedt: Ave Maria op. 110; Miskinis: In lectuio  meo; Hübner: Ich rufe zu Gott op. 53; Høybye: Psalm 151. Met het Orpheus vocaal ensemble o.l.v. Michael Alber. Carus 83.481 (62’44”). 2016

De Amerikaanse violiste Ida Bieler die in Keulen een Music Academy heeft en die eerder onder meer Vioolwerken van Corigliano (Naxos 8.559306), Hindemith (Coviello COV 61114), Bartók (MDG MDG 304-0667-2) en Pendercki (Naxos 8.557253) opnam, wijdt zich hier aan een zestal ongewone werken voor viool en koor van de Noren Ola Gjeilo (1978) en Knut Nystedt (1915-2014), de Duitsers Wolfram Buchenberg (1962) en Gregor Hübner (1967), de Litouwer Vytautas Miskins (1954) en de Deen John Høybye. Alle eigentijdse componisten die duidelijk voor kun koorwerken de viool een geschikter begeleidingsinstrument vonden dan het traditionele orgel of de piano.

Een melodie instrument in plaats van een toetsinstrument zou voor gelijkschakeling kunnen zorgen, maar het valt op hoe eigen en gevarieerd de componisten de nieuwe mogelijkheden benutten. 

Nystedt en Hübner maakten er een soort concert voor viool en koor van waarbij de viool de rol van orkest speelt en meteen ook commentaar levert. Høybye gaat theatraler te werk en laat de stem van de viool als God in gesprek treden met het koor. Er wordt fel discussie gevoerd en wederzijds commentaar gegeven.

Buchenberg zocht het in overvloei technieken en klank oppervlaktes, Miskinis integreert wat meer viool en koor, net als Gjello die er duidelijk een aparte sopraanstem van maakt.

Het is niet alleen boeiend om deze diverse procedures te onderkennen en te volgen, maar evenzeer om te genieten van de hoogst competente uitvoeringen van alle deelnemers.