CD Verzamelprogramma's

BRITTEN JEUGD STRIJKORKEST: ADAGIO

Britten Jeugd strijkorkest. Adagio. Barber: Adagio voor strijkorkest op. 11; Britten: Les illuminations op. 18; Werkman: Pavane voor altviool en strijkorkest; Bruch: Kol nidrei op. 47; Jenkins:’Largo’ uit Palladio. Bernadette Astari (s), Jeltje Quirijnen (va) en Jan Oppelaar met het het Britten strijkorkest o.l.v. Loes Visser. Het Britten 2015 (49’59”). 2015

 

Op nationaal niveau pronkt Nederland met een paar telkens kortstondig bestaande jeugdorkesten als het Nationaal Jeugdorkest, JeugdOrkest Nederland en het Nederlands Studentenorkest. Regionaal is van grotere continuïteit het hele jaar rond sprake. Bijvoorbeeld bij het Amersfoorts Jeugdorkest bij mij in de buurt.  

Voor educatieve doeleinden voor muziekstudenten uit oost Nederland opgericht, is er bijvoorbeeld ook het Britten strijkorkest. Dat treedt naar buiten met in eigen beheer uitgebrachte cd’s, waaronder in 2014 Carmen suite met Mozarts Divertimento in Bes KV. 137, de Carmensuite van Bizet in de bewerking van Shchedrin en de Miniaturen van Karjev, niet al te voor de hand liggende werken (Het Britten 9789078740407).

Al even ambitieus is de uitgave uit 2015. Centraal staat Brittens Les illuminations. Britten had in zijn Frank Bridge variaties zijn talent voor het strijkorkest al aangetoond toen hij in 1939 negen prozagedichten van Arthur Rimbaud voor hoge stem en strijkers op muziek zette. Zijn composities voor stem zijn net zo verfrissend als de instrumentale en dit is zijn eerste volwassen werk waarbij de perfecte toonzetting van de woorden de prachtige poëzie evenaart.

Bij wijze van uitzondering was deze liederencyclus niet geschreven voor tenor Peter Pears (Decca 439.395-2) die er wel een der mooist opnamen van maakte, maar voor sopraan Sophie Wyss die er in 1940 de première van gaf. Het laatste lied, Being Beauteous, kan worden opgevat als hartstochtelijk liefdeslied. Zo voelt Bernadette Astari het kennelijk ook aan in een zeer verdienstelijke vertolking.

Aardig aan het programma is dat ook andere solisten de mogelijkheid krijgen om zich te profileren. Altvioliste Jeltje Quirinen in de Pavane van de in Zwitserland gevestigde Nederlander Arne Werkman (1960) en cellist Jan Oppelaar in Bruchs melancholieke Kol nidrei. Ook zij weren zich kranig met hun stijlvolle, goed afgewerkte inbreng.

Tot slot is er een deeltje uit Palladio  uit 1995 van de Brit Karl Jenkins (1944) die zich vanuit een rol als jazzmuzikant via hoboïst in het jeugdorkest in Wales tot een veelzijdige, met de ‘klassieke’ Paul McCartney vergelijkbare toondichter ontwikkelde. Wie zijn eigen opname van Palladio, een eerbetoon aan de Renaissance architect (Sony SK 62276) vergelijkt met wat Loes Visser en haar musici van het langzame middendeel laten horen, kan vaststellen hoe goed en geïnspireerd de Zwollenaren zijn.