Eduard Brunner: Klarinetconcerten. Hoffmeister: Klarinetconcert in Bes; Stamitz, J.: Klarinetconcert in Bes; Pokorny: Klarinetconcerten nr. 1 in Es en 2 in Bes. Met het Münchens kamerorkest o.l.v. Hans Stadlmair. Tudor 7008 (59’47”). 1994
Het is een goed traditioneel gebruik om de solist even te laten improviseren tijdens een soloconcert. De componist heeft zijn zegje gedaan eb het deel zou met een paar goedgemikte akkoorden kunnen eindigen, maar dan wordt eerst de muziek even helemaal stilgezet op een spannende toon. En terwijl de slotakkoorden op hun beurt wachten, mag de solist zelf bedenken hoe hij of zij daar naartoe speelt om in hun armen te vallen.
Cadens, zo heet zo’n overgangsimprovisatie. Zo’n cadens is een cadeautje aan de solist die nu even zijn eigen gang kan gaan. Maar er zijn wel grenzen aan wat hij/zij zich met fatsoen kan veroorloven. Voor onzekere of volgzame solisten maakte Tartini in 1771 een soort blauwdruk. Begin met een aanzwellende toon, een loopje of een triller, speel vrij in de maat wat snelle tonen, bereik de hoogste toon uit de compositie of een nog hogere en sluit dan af met een triller. Typisch toegesneden op violisten. Tartini’s blauwdruk is veel gebruikt.
Een 1789 schreef en theoreticus dat een zanger of blazer in één ademtocht gereed moest zijn. Strijkers gunde hij iets meer tijd, maar voor een cadens van enkele minuten was geen enkel excuus.
In het Klarinetconcert van Johann Stamitz zitten cadensen in het eerste en tweede deel en u mag timen hoe lang de Zwitserse klarinettist Eduard Brunner die benut. Doe dat vervolgens ook maar eens voor de concerten van Franz Anton Hoffmeister en Franz Xaver Pokorny.
Los daarvan vertolkt hij deze werken best heel mooi.