ARGERICH, MARTHA EN VRIENDEN 2010

Martha Argerich and friends 2010. Schumann: Vioolsonate nr. 1 in a op. 105; Adagio en Allegro op. 70; Chopin: Rondo in C op. 73; Pianoconcert nr. 1 in e op. 11; Brahms: Schumannvariaties op. 23; Liszt: Les Préludes; Korngold: Pianokwintet in E op. 15; Bartók: Sonate voor 2 piano’s en slagwerk’; Granados: Pianokwintet in g op. 49; Stravinsky/Griguoli: Vuurvogelsuite; Gershwin/Grainger: Fantasie over Porgy and Bess; Schnittke: Pianokwintet op. 108. Martha Argerich (p), Nicholas Angelich (p), Jorge Bosso (vc), Gautier Capuçon (vc), Renaud Capuçon (v)., Lida Chen (va), Mark Drobinsky (vc), Sergei Edelmann (p), Danilo Grassi (slagw.), Carlo Maria Griguoli (p), Alexander Gurning (p), Lucia Hall (v), Geza Hosszu-Legocky (v), Stephen Kovacevich (p), Lily Maisky (p), Alissa Margulis (v), Natalia Margulis (vc), Alexander Mogilevsky (p), Gabriela Montero (p), Daniel Rivera (p), Nora Romanoff-Schwarzberg (va), Dora Schwarzberg (v), Louis Sauvêtre (slagw.), Alessandro Stella (va), Giorgia Tomassi (p) en Lilya Zilberstein (p), het Orkest van de Italiaans-Zwitserse omroep o.l.v. Jacek Kaspszyk. EMI 070.836-2 (3 cd’s, 4u 04’). 2010

 

Op vier boordevol geladen cd’s mogen we weer meegenieten van het zomerfestival dat Martha Argerich met een groeiend aantal vertrouwden in Lugano geeft. De kamermuziek in Auditorio Stelio Molo, de orkestwerken in het Palazzo dei congressi.

Het programma is heel rijk geschakeerd, interessante, belangrijke en betrekkelijk onbekende werken worden afgewisseld door ijzeren repertoire en niet alles is even de moeite waard. Maar dat ligt dan geenszins aan de uitvoerenden die onder ‘live’ omstandigheden het beste wat ze in zich hebben laten horen.

Ware trouvailles (en hoogtepunten) zijn de Pianokwintetten van Korngold, Granados en Schnittke. Het eerste tweetal is nagenoeg onbekend en hier wordt er een warm pleidooi voor gehouden. De Bartóksonate was altijd al een voorkeurswerk van Argerich dat ze eerder in 1977 met Kovacevich al opnam (Philips 446.557-2) en in 1993 met Freire (DG 453.566-2), maar het élan is hier onverminderd. Dat ze zichzelf, in casu haar opnamen met Rostropovitch uit 1978 (DG 453.567-2) en met Dutoit uit  1998 (EMI 556.798-2), overtreft in Chopins Eerste pianoconcert, mag heel bijzonder heten.

Voor andere hoogtepunten zorgt de lang in de schaduw gebleven Lilya Zilberstein met meesterlijke vertolkingen van Chopins minder bekende Rondo op. 73 voor twee piano’s waarin ze haar partner Sergei Edelmann inspireert en meesleurt en als aanstichter in Schnittke’s bekendere kwintet.

De broers Capuçon – violist Renaud in Schumanns Vioolsonate, cellist Gautier in diens Adagio en Allegro – laten zich ook door Argerich bevleugelen.

Maar och, waarom detailleren? Alle werken worden door gouden vingers aangeraakt en het is een waar genoegen om hier in steeds kleine doseringen van te genieten. Gezien het reportagekarakter klinken de opnamen eigenlijk boven verwachting goed.