PIAU, SANDRINE: SI J'Ai AIMÉ

Sandrine Piau: Si j’ai aimé. Saint-Saëns: Extase; Papillons; L’enlèvement; Bordes: Promenade matinale; Berlioz: ‘Au cimetière, clair de lune’, ‘Villanelle’ uit Les nuits d’été op. 7; Massenet: Le poète et le fantôme; Cigale, valse très lente; Pierné: ‘Chanson d’autrefois’ uit Album pour mes petits amis op. 14 (bew.); Dubois: Si j’ai parlé… si j’ai aimé; ‘Promenade à l’étang’ uit Musiques sur l’eau; ’Sous la saule’ uit Chansons de Marjolie; Vierne: Beaux papillons blancs op. 11/1; Duparc: Aux étoiles; Guilmant: Ce que dit la silence; Godard: ‘Grave ma non troppo lento’ uit Symphonie gothique op. 23; Gilles/Martini/Berlioz: Plaisir d’amour (bew.). Met Le concert de la Loge o.l.v. Julien Chauvin. Alpha 445 (59’25”). 2018

In de loop der jaren maakte de Franse sopraan Sandrine Piau met haar kenmerkende lichte, heldere stem heel wat opnamen op verschillende labels, vaak als een van de solisten in een opera van Cavalli, Monteverdi, Rameau, Holzbauer maar ze zong ook in cantates van Bach, een mis van Haydn, Mozarts Due puppille amabili KV. 439 en het Deutsches Requiem van Brahms en zelfs in Strijkkwartet nr. 2 van Schönberg.

Maar opvallend genoeg nauwelijks of geen Frans repertoire. Daarin is - als een soort inhaalprocedure - een eind gekomen toen ze in 2006 met pianiste Susan Manoff liederen van Chausson, Richard Strauss, Zemlinsky, Koechlin, Schönberg en Debussy opnam (Naïve V 5063) en ze in 2017 op Alpha opnieuw met Manoff debuteerde in het programma Chimères (Alpha 397) met alleen Franstalige liederen van Debussy en Poulenc.

Op deze nieuwe cd presenteert ze 18 echt Franse liederen met het ‘oude instrumenten’ ensemble Le concert de la Loge onder Julien Chauvin. Deze zorgt voor drie intermezzi in de vorm van het Chanson d’autrefois van Pierné, de zeer langzame wals van Massenet en een symfoniedeel van Godard.

De aangename verrassing is ook materiaal aan te treffen van buiten Frankrijk onbekende toondichters als Dubois, Guilmant en Bordes. De teksten zijn vooral van Hugo, Verlaine, Lamartine en Gautier.

Beter dan zo gezongen en gespeeld kan men deze liederen haast niet krijgen en in zoverre is aan hoge verwachtingen voldaan. Daarom is het eel spijtig dat we van Berlioz’ Les nuits d’été alleen Villanelle en Au cimetière te horen krijgen. Met een speelduur van nog geen uur, had daar meer bij gekund: ‘Spectre de la rose’ en ’Sur les lagunes’ duren zowat 6’, ’Absence’  ongeveer 5 en ‘L’îsle inconnue’ ongeveer 3,5.

Maar geen geklaag: wat er wèl is, klinkt geweldig.