ONDE VERDE PIANODUO: SCRIABIN, DEBUSSY, RACHMANINOV E.A.

Onda verde pianoduo: Scriabin: Poème op. 59/1; Strayhorn: Chelsea Bridge; Scriabin: Caresse dansée op. 57/2; Ellington: Prelude to a kiss; Scriabin: Poème op. 71/2; Jobim: Valsa de Porto de Calxas; Debussy: Épigraphes antiques nr. 1-6; Rachmaninov: Suite nr. 1 Fantasie-tableaux op 5. Art & Concert A7C 1301 (58’20”). 2013

 

Voor dit recital van het uit Eva-Maria May en Alexander Wienand bestaande Duitse pianoduo Onda Verde werd een bijzonder cross-over programma samengesteld voor het eerste gedeelte door om en om korte, minder bekende werken van Scriabin om en om te spelen met eveneens korte stukken van jazzgrootheden als Billy Strayhorn, Duke Ellington en António Carlos Jobim.

Dat geeft een aardig, origineel beeld van onverwachte mogelijkheden voor een ondernemend pianoduo met enerzijds de Poèmes van Scriabin ‘en rêvant, avec une grande douceur’ gespeeld naast de zwieriger jazzbijdragen.

Maar de ware hoogtepunten worden bereikt in Debussy’s Six épigraphes antiques voor piano vierhandig en Rachmaninovs vierdelige Fantasie voor twee piano’s. 

Bij de Six épigraphes antiques van Debussy gaat het in wezen om een omzetting uit 1914 van de toneelmuziek bij een enkele uitvoering van Louÿs’ 12 Chansons de Bilitis voor 2 fluiten, 2 harpen en celesta in februari 1901. Heel oorspronkelijke muziek ter begeleiding van een toneelproductie. Met de drie Chansons de Bilitis uit 1899 (bijvoorbeeld van Véronique Gens en Roger Vignoles op Virgin 545.360-2 heeft dit niets te maken.

In ‘Pour invoquer Pan, dieu du vent d’été’ wordt een lome zomerdag beschreven. ‘Pour un tombeau sans nom’ is een sterk chromatische subtiele elegie. ‘Pour que la nuit soit propice’ is een expressieve nocturne in bekorte sonatevorm en in ‘Pour la danseuse aux crotales’ horen we castagnet- en harpachtige figuraties. Bijzonder is ook het quasi improviserende, dissonante ‘Pour l’égyptienne’ dat een voorbode lijkt van de Nachtmuziek uit Bartóks Buiten uit 1926. ‘Pour remercier la pluie au matin’ tenslotte wordt beheerst door snelle chromatische figuraties, begeleid door een grote verscheidenheid aan melodisch materiaal.

Het geheel wordt sfeervol en karakteristiek voorgedragen.

De aan Tchaikovsky opgedragen Suite nr. 1 uit 1893 van Rachmaninov bevat vier delen, een lyrische ‘Barcarolle’, een emotioneel adagio ‘La nuit… l’amour’, een broeierig ‘Les larmes’ en het kerkklokken suggererende ‘Pâques’. Hier worden weer andere, meer Slavisch gerichte kwaliteiten van de vertolkers verwacht, maar ook daaraan voldoen ze goed.

Al met al ontstond een boeiend, divers geheel. Jammer hooguit dat het programma niet wordt toegelicht. In plaats daarvan alleen wat waarderende kritiek over de beide pianisten.