OTT, ALICE SARA: NIGHTFALL

Alice Sara Ott: Nightfall. Debussy: Rêverie; Suite bergamasque; Satie: Gnossiennes nr. 1 en 3; Gymnopédie nr. 1; Ravel: Gaspard de la nuit; Pavane pour une infante défunte. DG 483.5187 (66’10”). 2018

 

‘De schemering is de periode voor het vallen van de nacht wanner dag en nacht elkaar ontmoeten. Een kort ogenblik zijn licht en duisternis in evenwicht en vloeien samen. Voor mij is dit een der persoonlijkste opnamen die ik heb gemaakt’, zegt Alice Sara Ott die eerder opnamen maakte van de Pianoconcerten nr. 1 van Tchaikovsky en Liszt (DG 477.8779), de complete walsen van Chopin (DG 477.8095), de 12 Études d’exécution transcendente van Liszt (DG 477.8362), Beethovens Pianosonates nr. 3 en 21, Andante favori en Rondo a capriccioso (DG 477.9291), Moesorgsky’s Schilderijententoonstelling en Schuberts Gasteiner Pianosonate (DG 479.0088), Wonderland met het Pianoconcert en Lyrische stukken van Grieg (DG 479.4631) en samen met Francesco Tristano Schlimé het programma Scandals (DG 479.3541).

Op al die tot nu toe verschenen cd’s demonstreerde de Duits-Japanse pianiste dat ze over een verbluffend goed techniek beschikt, een prachtige toon, van kristallijn helder tor uiterst ruig, kan produceren en dat de energie waarmee ze speelt vrijwel onstuitbaar is. Dat is op zichzelf al heel wat en het leidde onder meer tot een geweldig mooie Liszt.

Maar in haar beginjaren toonde ze wel eens een tekort aan poëtisch inzicht als het om de meer overpeinzen de muziek van Chopin bijvoorbeeld ging. Dan deed de expressie soms wat berekend aan.

Intussen, wat ouder en wijzer geworden, is van dat manco niet meer zoveel te merken. Nu ze op de Franse toer gaat, schittert ze vooral in de licht minimalistische momentopnamen van Satie, die ze fijnzinnig voordraagt.

In de stukken van Debussy en Ravel weet ze de wisselende stemmingen en de essentie goed aan te voelen en weer te geven, zich niet tastend, maar vindend door de schemering bewegend. Gaspard de la nuit heeft hier een huiveringwekkend karakter in ‘Scarbo, klinkt spookachtig in ‘Le gibet’ en charmant doch onheilspellend in ‘Ondine’. Als een herinnering aan Pogorelich (DG 463.678-2) uit 1982.