FERSCHTMAN, LIZA: BIBER, BACH, BARTÓK, BERIO

Ferschtman, Liza: Biber: Passacaglia in g ‘Beschermengel’ C. 105; Bartók: Vioolsolosonate Sz. 117; Berio: Sequenza VIII; Bach, J.S: Partita nr. 2 in d voor soloviool BWV 1004.  Challenge CC 72635 (77’38”). 2014

 

In de tijd gezien omspant dit heel mooi uitgekiende soloprogramma van Liza Ferschtman drie eeuwen vioolmuziek, van Biber (1676) tot Berio (1976). Geen wonder dat de onderlinge verschillen groot zijn, maar er zijn bij nadere analyse ook onderlinge overeenkomsten tussen de werken die Ferschtman in haar eigen toelichting goed beschrijft.

In de boeiende filmdocumentaire Sei solo van Ferschtmans unieke project die parallel met de introductie van deze cd door NTR podium werd uitgezonden (en die best als bonus bij deze uitgave had mogen worden gevoegd) wordt een goede indruk gegeven van de gedachte achter deze solo-onderneming waarin de beroemde Chaconne van Bach centraal staat. In de kalme beslotenheid van de Galaxy studio’s in het Belgische Mol werkt ze samen met Bert van der Wolf (ooit één van mijn beste Muziekregistratie studenten in het Haagse K.C.). 

Als toeschouwer krijg je een indruk van de voorbereiding, de analyse van de stukken vooraf, de vooraf gegeven optredens met precies dit programma, liefst in letterlijk kleine, besloten kring. Van het streven naar perfectie, het in alle rust zonder duidelijke beperking in de tijd kunnen opnemen, beoordelen, beter overdoen. Dat alles is niet ongewoon bij opnamen, maar lang niet altijd zal de sfeer zo kalm en bemoedigend zijn.

Op een gegeven moment merkt de violiste  op dat bij deze onderneming sprake is van ‘naiëve overmoed en dat het tot slot enorm louterend werkt’. Wie zich ruim een uur intens luisterend aan dit recital overgeeft, zal dat laatste beamen.

De zeventiende eeuw was niet alleen de periode waarin de grote vioolbouwers floreerden, maar ook de tijd waarin de viool zich in expressief opzicht als het belangrijkste instrument manifesteerde. Interessant is nog wel dat juist Biber ook een Passacaglia voor luit schreef. Bij vergelijking biedt die voor viool inderdaad veel grotere uitdrukkingsmogelijkheden. Wel is het gewoonlijk wat grillige, fantastische, extroverte temperament van de componist in deze Passacaglia aan banden gelegd, maar toch schemert er veel fantasie en contrast in door dat tot slot tot een uniforme structuur met interne variatie leidt. 

Het is goed om de Partita nr. 2 van Bach met de bekende Passacaglia als finale nu eens niet geïsoleerd van het volledige werk te horen, maar compleet en als een soort climax vann het programma. Veel ritmische vrijheden veroorlooft de violiste zich ook hier niet. Het stuk komt tot leven als een plechtige, in zich gesloten processie die onverbiddelijk voortschrijdt.

Van de neoklassieke Solosonate van Bartók die getuigt van een enorme kennis van de mogelijkheden van het instrument (een wonder van een componist die zelf piano, maar geen viool speelde) is bekend dat deze werd geschreven voor Yehudi Menuhin, minder bekend is dat deze ongelukkig was met de passages met kwarttonen en dat die mogelijk konden worden weggelaten. Dat gebeurde in zijn gedrukte versie, maar het is goed tot het origineel terug te keren. Bach is trouwens in dit werk nooit ver weg. Dat alles wordt hier intelligent, met verbeeldingsvolle flair en volledig violistische beheersing gedaan. Een bevret van bekwaamheid kan worden uitgereikt wanneer iemand zoals hier het royaal kan opnemen tegen de besten (waaronder steeds meer dames).

Een kleurige virtuoze instrumentale vormgeving is de dominante eigenschap van Berio’s reeks van acht Sequenza’s. Ze zijn natuurlijk ook een nieuwe verkenning van de dramatische en virtuoze mogelijkheden van wat muzikaal mogelijk is als abstracte avant-garde muziektaal uit de tweede helft van de twintigste eeuw. Al die aspecten worden hier in nr. VIII opnieuw ten volle recht gedaan. 

Het is goed dat dit werk nu eens op het hoogste niveau los van de in de volledige reeks Sequenza opnamen met Jean Marie Conquier (DG 457.038-2) en Jasper Wood (Naxos 8.557661) is het vioolwerk op elk 3 cd’s is vastgelegd. Daarvan lijk hier nu de overtreffende trap te zijn bereikt.