ALBÉNIZ, ISAAC (1860-1909): SCHEPPER SPAANS IDIOOM
Isaac Albéniz wordt terecht geassocieerd met de schepping van een specifiek soort Spaanse idioom in de klassieke muziek. Hij componeerde voornamelijk pianowerken, culminerend in de suite Iberia die uit twaalf delen bestaat en die tussen 1906 en 1909 ontstond. Het wekt nauwelijks verwondering dat de componist vooral pianowerken schreef in aanmerking nemend dat hij een uitmuntend pianist was.
De in Barcelona in een muzikaal gezin geboren Albéniz debuteerde al op vierjarige leeftijd in het Teatro Romea in Barcelona, waar een groot deel van het publiek dacht te maken te hebben met list en bedrog. Op zijn zevende deed de jongeman auditie bij het Parijse Conservatorium waar hij veel lof oogstte van professeur Marmontel (de leraar van zowel Bizet als Debussy) maar hij werd te jong geacht om daar te komen studeren.
In 1869 werd hij wel toegelaten tot het conservatorium in Madrid, maar eenmaal tien jaar vluchtte hij thuis weg en voorzag hij in zijn onderhoud door op te treden in verschillende Castilliaanse steden. Nog weer een paar jaar later ging hij als verstekeling met een boot naar Zuid Amerika en daarna via Argentinië, Uruguay, Brazilië, Cuba en Puerto Rico naar de V.S. In zijn onderhoud voorzag hij door overal in zogenaamde ‘amusementscentra’ op te treden.
Hoewel hij tenslotte naar Spanje terugkeerde, verloor de componist nooit zijn zwerflust en hij reisde daarom veel heen en weer tussen Barcelona, Madrid, Parijs en Londen. In 1880 begeleidde hij Liszt op een tournee langs Weimar, Praag, Wenen en Boedapest en kreeg onderweg telkens nuttige lessen.
Parijs werd het centrum van zijn nomadenbestaan gedurende de jaren 1890. Hij gaf daar les en raakte bevriend met onder anderen Debussy, Fauré, d’Indy en Dukas. Zijn kennismaking met de nieuwe golf Franse muziek, in het bijzonder met die van Debussy en Ravel, inspireerde hem enorm. Dit was overigens geen kwestie van eenrichtingverkeer, want op zijn beurt droeg Albéniz het nodige bij aan de ontwikkeling van de impressionistische muziek.
De belangrijkste invloed op Albéniz werd echter uitgeoefend door de musicoloog en volkslied verzamelaar Felipe Pedrell. Waar de componist in zijn vroegste werken nog duidelijk onder invloed van Liszt stond, begon hij na de contacten met Pedrell het Spaanse volksidioom meer te exploreren door ermee te experimenteren.
Toen de negentiende eeuw ten einde liep, hadden Albéniz werken een hoge staat van opwinding bereikt. Stukken als La Vega, de Cantos de España en de Suite española zijn overvol met nationale kleuren en roepen herinneringen op aan het geluid van gitaren, flamencoritmen en dansen als de Sevillana en Corranda.
Albéniz schreef niet alleen pianowerken, maar waagde zich ook aan de opera in zijn bizarre loopbaan. Tijdens een trip naar Londen sloot hij een contract met de bankier Francis Burdett Money-Courts om diens Engelstalige libretti op muziek te zetten tegen een regelmatige uitkering. Het resultaat waren vier opera’s, waarvan de laatste, Merlin (1886) de eerste was van een geplande, maar nooit gerealiseerde Arthur trilogie in Wagneriaanse geest. Deze opera’s overleefden niet echt, al zijn ze in Spanje nog wel opgevoerd en werden er twee opgenomen. In de eerste plaats die Merlin (met Merlijn als het equivalent van Wodan en Arthur als kruising tussen Siegfried en Siegmund) en verder Henry Clifford, en werk dat tijdens de Rozenoorlog speelt.
Maar de meeste aandacht zal terecht uitgaan naar de pianowerken. Geschreven toen hij 26 was, is de 8-delige Suite española (1886) het toppunt van Albéniz’ vroege pianostukken. Hij toont hier een volkomen begrip van de regionale Spaanse dansvormen die hij verheft tot iets heel bijzonder op pianistisch gebied. De enige uitzondering op deze regel is het vijfde deel, ‘Asturias’ waarin dermate sterk gitaarklanken worden gesuggereerd dat het op dat instrument ook inderdaad beter klinkt.
De assimilatie van folkloristische elementen bereikt een nog groter hoogtepunt in zijn absolute meesterwerk, Iberia (1906/8) waaraan hij haast geobsedeerd zijn drie laatste levensjaren werkte. De ondertitel luidt ’12 Nouvelles impressions’ en in het werk wordt een hele reeks Spaanse regio’s muzikaal uitgebeeld tot in de Spaanse kolonie op Cuba toe. De plaatselijke cultuur is perfect getypeerd, niet door simpelweg uit te gaan van bestaande melodieën en die op te tuigen, nee, het gaat om hoogst oorspronkelijk materiaal. Het werk werd onmiddellijk erkend als een der beste Spaanse pianocomposities.
Selectieve discografie
Iberia (orkestratie Arbós). Philharmonia orkest o.l.v. Yann Pascal Tortelier. Chandos CHAN 8904. 1990
Suite española. Philharmonia orkest o.l.v Rafael Frühbeck de Burgos. Decca 448.601-2. 1983
Iberia; Suite española. Alicia de Larrocha. EMI 764.504-2 (2 cd’s), Decca 417.887-2 (2 cd’s). 1986
Iberia; Navarra; Souvenirs uit España; La Vega; Yvonne en visite! – La révérence!; Joyeuse rencontre et quelques…. Marc-André Hamelin. Hyperion CDA 67476/7 (2 cd’s, 125’57”). 2004
Suite española; Mallorca. Julian Bream. RCA 74321-17903-2. 1982
Henry Clifford. Aquiles Machado, Alessandra Marc, Carlo Alvarez met het Ensemble van de opera Madrid o.l.v. José de Eusebio. Decca 473.937-2 (2 cd’s). 199
Merlin. Carlo Alvarez, Placido Domingo, Jane Henschel, Ana Maria Martinez met het Ensemble van de opera Madrid o.l.v. José de Eusebio. Decca 467.096-2 (2 cd’s). 1999