Componisten portretten

ALBINONI

 

ALBINONI, TOMASO (1671 – 1750): NIET SLECHTS HET ADAGIO

 

 

 

Albinoni is bij een groter publiek vrijwel uitsluitend bekend om een muziekwerk dat hij met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid nooit schreef. Het beroemde Adagio in g voor orgel en strijkorkest is niet slechts een gereconstrueerd stuk van de Italiaanse musicoloog Remo Giazotto die doorgaans achter de naam Albinoni wordt vermeld, maar is vermoedelijk ook door hem geschreven. Giazotto ontdekte het werk na de Tweede Wereldoorlog zogenaamd in een bibliotheek in Dresden. De muziek bestond uit een basregel, een paar maten van een vioolpartij en verder niets. Omdat hij van mening was met een sonata da chiesa te maken te hebben, instrumenteerde hij het werk voor orgel en strijkorkest. Het resultaat is een werk dat wordt gekenmerkt door plechtigheid en roerende eenvoud en verwierf al gauw een zelfde populariteit als Vivaldi’s Quattro stagioni dat ongeveer tezelfdertijd werd teruggevonden, maar dat wel echt is. Als Giazotto het auteursrecht van het stuk bezit, moet hij nu een rijk man zijn.

 

Wie Albinoni’s werken beluistert na kennismaking met dat zwoele Adagio (door een Karajan op DG 413.309-2 en andere verzamelplaten nog eens aangedikt) kan een verrassing wachten. Over het geheel gaat het bij hem namelijk om heldere, levendige en melodieuze muziek die grote overeenkomsten vertoont met die van Vivaldi. Maar in tegenstelling tot Vivaldi hoefde Albinoni niet te componeren om in zijn levensonderhoud te voorzien. Als oudste zoon van een heel welvarende koopman in papier bewoog hij zich als een toegewijde amateur, als dilettant in de muziekwereld; hij hoefde geen baantje te vinden in de kerk of aan een hof, hoewel hij contacten onderhield met rijke mecenassen. Hij maakte een grote naam als operacomponist en had in 1694 succes met Zenobia in Venetië. In datzelfde jaar verscheen als opus 1 een band met twaalf triosonates. Zijn reputatie groeide snel en zijn opera’s kwamen ook elders in Italië tot opvoering, te beginnen met Rodrigo in Algeri (1702, Napels). Hij schreef meer dan vijftig opera’s, waarvan er maar weinig zijn nagelaten. Datzelfde geldt voor een veertigtal solocantates. Na 1730 componeerde hij nauwelijks meer

 

In 1721 werd het familiebedrijf waarvan hij in 1709 gedeeltelijk erfgenaam was opgeëist door een van de vele schuldeisers van zijn vader en moest hij alsnog in zijn eigen onderhoud voorzien. Gelukkig was dat geen probleem want hij was intussen heel succesvol en met name zijn opera’s werden ook buiten Italië opgevoerd. Hij werd zelfs uitgenodigd om de supervisie over eentje daarvan, I veri amici (De ware vrienden) aan het Beierse hof in München op zich te nemen. Hij kreeg zelfs het nodige eerbetoon omdat hij drie thema’s had gebruikt als onderwerp voor fuga’s van Bach.

 

Al in zijn tijd waren Albinoni’s instrumentale werken – de meeste daarvan voor strijkers – heel populair; al tijdens zijn leven werden 10 banden met elk een dozijn werken gepubliceerd. Bach baseerde vier klavecimbelfuga’s op thema’s uit de sonates op. 1. Albinoni’s concerten mogen dan wat minder avontuurlijk zijn dan die van Vivaldi, ze behoren wel tot de eerste in driedelige vorm en zijn hoboconcerten op. 7 uit 1715 waren de eerste in hun soort die in druk verschenen. De sonates voor een tot zes instrumenten daarentegen zijn alle vierdelig.

 

Albinoni maakt aanspraak op de eretitel de specialist te zijn van het concerto a cinque; hij schreef liefst 54 van dergelijke werken die zijn ondergebracht in vijf opusnummers en die met tussenpozen gedurende zijn halve creatieve leven werden gepubliceerd. Dat begon met het eerste zestal als opus 2 in 1700, samen met 6 sonates. In 1707 volgde het twaalftal op. 5. Telkens vier van de twaalf concerten uit op. 7 (1715) en op. 9 (1722) zijn geschreven met (in plaats van voor) 1 hobo, 4 met 2 hobo’s en vier voor strijkers alleen.

 

De bezetting van de zes Sonate da chiesa opus 4 (1708) en de 12 Trattenimenti armonici (1711) is bescheidener, in trio of vioolsonatevorm. Maar alle dus in de vierdelige langzaam-snel-lngzaam-snel gedaante die sinds Corelli bekend is. Het da chiesa karakter is slechts zwak vertegenwoordigd, want Albinoni geeft alle ruimte aan dansmotieven.

 

 

 

Selectieve discografie

 

Adagio voor orgel en strijkorkest. La grande écurie et la chambre du roy o.l.v. Jean-Claude Malgoire. Sony 60161. 1976

 

12 Concerti a cinque op. 5. Collegium musicum 90 o.l.v. Simon Standage. Chandos CHAN 663. 2000

 

12 Concerti a cinque op. 7 en 9 de nrs. . Anthony Robson, Catherine Latham met het Collegium musicum 90 o.l.v. Simon Standage. Chandos 579, 602 en 610 (3 cd’s). 1993 en 1996

 

12 Concerti a cinque op. 7; Sonates voor strijkers a 5 op. 2/5 en 2/6. Heinz Holliger en Maurice Bourgue met I Musici. Philips 432.115-2 (2 cd’s). 1990

 

12 Concerti a cinque op. 9. Andrew Manze, Frank de Bruine, Alfredo Bernardini met de Academy of Ancient music o.l.v. Christopher Hogwood. Decca 458.129-2 (2 cd’s).1998

 

12 Concerti op. 10. Piero Toso en Giuliano Carmignola met I solisti Veneti o.l.v. Claudio Scimone. Erato 0630-11222-2. 1981

 

6 Sonate da chiesa op. 4; 12 Trattenimenti armonici per camera op. 6. Locatelli trio. Hyperion CDA 66831/2 (2 cd’s). 1992

 

12 Triosonates op. 1. Parnassi musici. CPO CPO 999.770-2. 2000