Componisten portretten

ALLEGRI

 

ALLEGRI, GREGORIO (1582 – 1652): COMPONIST VAN HET MISERERE

 

 

 

De Sixtijnse kapel in Rome werd gebouwd op instigatie van paus Sixtus IV ter meerdere glorie van het pausdom en hemzelf met zijn familie. De pausen na hem leverden bijdragen aan de visuele pracht van het bouwwerk dat veel van zijn glans ontleent aan de fresco’s van Michelangelo. Maar de roem van de kapel berust ook nadrukkelijk op muziek.

 

Het koor van de Sixtijnse kapel werd een maatstaf voor hoogwaardige koorzang en droeg veel bij aan de verfijning van de polyfone zangkunst die culmineerde in de spirituele sereniteit van het werk van Palestrina.

 

Maar het bekendste werk stamt van een altijd nogal obscuur gebleven componist uit de volgende generatie, Gregorio Allegri wiens toonzetting van het Miserere mei (‘Ontferm u’, boetpsalm van koning David, Vulgaat psalm 50, Hebreeuwse psalm 51) tot 1870 gedurende de lijdensweek steeds drie keer werd uitgevoerd sinds zijn ontstaan.

 

De tekst gaat over de zonde en werd drie dagen voor Pasen tijdens de Lauden gezongen. Dat waren Tenebrae diensten waarbij de kaarsen die de kapel verlichtten een voor een werden gedoofd totdat in het bijna duister het Miserere klonk.

 

In Allegri’s toonzetting wisselen de verzen van de psalm tussen eenstemmigheid (de even genummerde coupletten) en falsobordone ofwel geharmoniseerde zang (de oneven coupletten). Van een verdere onderverdeling is sprake bij de falsobordone gedeelten: die worden in een vijfstemmige en een vierstemmige vorm uitgevoerd door verschillende koren. Oorspronkelijk lag daar de mogelijkheid tot fantasievol en virtuoos improviseren, waarin met name de castraten uitblonken.

 

In de achttiende eeuw werden die door Burney omschreven als: “certain customs and expressions as swelling and diminishing the notes altogether; accelerating or retarding the measure, singing some stanza’s quicker than others”. Maar toen al was de improvisatiekunst over zijn hoogtepunt heen en wat Burney beschrijft is een al tot schema verstarde interpretatie met vastgelegde versieringen.

 

Het werk was zo beroemd dat het zorgvuldig geheim werd gehouden en wie het waagde om het te kopiëren kon door de R.K. kerk worden geëxcommuniceerd. Wat overigens de 14-jarige Mozart niet belette het uit zijn geheugen te reconstrueren nadat hij het eenmaal had gehoord. In wezen berustte de faam van het stuk ook niet zozeer op de muziek zelf – een eenvoudig geharmoniseerd gezang – maar op de bijzonder fraaie versieringen die de koorleden aanbrachten.

 

Die improvisatiekunst ging in de loop der tijd verloren zodat wat nu meestal tot uitvoering komt een versie is waarvan die versieringen aan het eind van de achttiende eeuw zijn vastgelegd. Oorspronkelijk heeft het waarschijnlijk nog mooier geklonken, maar de nu gangbare vorm met versieringen – met zo’n bijzondere C in de climax – maakt toch nog steeds indruk als een van de uitzonderlijkste en meest etherische werken uit de R.K. kerkmuziek.

 

Allegri’s muzikale loopbaan begon in 1591 als koorknaap van de San Luigi dei Francesi in Rome waar hij les kreeg van de maestro di cappella Giovanni Bernardino die op zijn beurt uit de school van Palestrina kwam. Nadat zijn stem was gebroken, werd hij vervangen door zijn jongere broer Domenico, maar in 1601 keerde hij als alt terug. Ongeveer vier jaar later werd hij tot priester gewijd en verliet hij Rome. Hij was als componist en zanger verbonden aan de kathedralen van Fermo en Tivoli. Na een korte periode als maestro di cappella  van de Santo spirito in Sassia in Rome trad hij aan het eind van 1629 toe tot het pauselijk koor. Die positie behield hij tot zijn dood, ongeveer 22 jaar later; zijn collega’s benoemden hem in het Heilig Jaar 1650 tot maestro di cappella.

 

In zijn eerdere betrekkingen had Allegri gebruik gemaakt van de nieuwe, expressiever compositiestijl (de secondo prattica), maar in de pauselijke kapel waar geen instrumentalisten waren toegestaan, moest hij terugkeren naar Palestrina’s stile antico (of prima prattica).

 

Van zijn muziek is niet veel fonografisch vastgelegd. Op zijn best blaast Allegri met een breed gamma aan contrasterende stemgroepen en een meesterlijke sonoriteit nieuw leven in oude vormen, zoals in de zesstemmige Missa vidi turbam magnam.

 

 

 

Selectieve discografie

 

Miserere; Missa vidi turbam magnam; motetten. A sei voci o.l.v. Bernard Fabre-Garrus. Auvidis Astrée E 8524.

 

Miserere. King’s college koor Cambridge o.l.v. David Willcocks. Decca 466.373-2.