Componisten portretten

BACH, CARL PHILIPP EMANUEL

 

BACH, CARL PHILIPP EMANUEL (1714 – 1788): DE HAMBURGSE BACH

 

 

 

Van Johann Sebastian Bachs twintig kinderen waren er drie op zichzelf staande grote componisten. Van dat drietal – Johann Christian, Wilhelm Friedemann en Carl Philipp Emanuel – was deze laatste het invloedrijkst als componist. Hij vervulde een brugfunctie tussen de uitbundige barokstijl van zijn vader en de klassieke stijl van Haydn en Mozart.

 

Terwijl hij altijd zijn grote dank aan zijn vader betuigde (die zijn enige leraar was), zei hij geleidelijk de ingewikkeldheid van de polyfonische muziek vaarwel en verkoos hij een veel subjectiever en dramatischer benadering vol onverwachte harmonische wendingen en met meer nadruk op de melodiek. Een stijl die bekend werd als empfindsamer Stil.

 

Hoewel de opvoeding van Carl Philipp Emanual breder was dan die van zijn vader – hij had ook rechten gestudeerd en verkeerde liever in  het gezelschap van schrijvers en intellectuelen dan in dat van musici, had hij het als musicus bepaald niet makkelijk. Dat betekende in zijn geval bijna dertig jaar onderbetaald werk als klavecinist aan het hof van Frederik de Grote in Potsdam. Frederik had een conservatieve smaak en de experimentele aard van de jonge Bach betekende dat deze maar weinig kans kreeg aan het hof te worden gehoord. Zijn belangrijkste taak schijnt de begeleiding van de voortreffelijk fluitspelende vorst op het klavecimbel te zijn geweest.

 

Mogelijk was het een poging om zijn bekendheid buiten Potsdam te vergroten dat hij zijn Versuch über die wahre Art das Klavier zu spielen in 1753 publiceerde. Het was een invloedrijke verhandeling die ook werd gebruikt als onderdeel van het muziekonderwijs door Mozart en Beethoven. In 1767 toen zijn schoonvader Georg-Philipp Telemann overleed, volgde de rusteloze Carl Philipp Emanuel hem als muzikaal directeur aan vijf kerken in Hamburg op. Dat betekende erg veel werk aan de winkel, maar naast die kerkelijke plichten bleef in de laatste twintig levensjaren gelukkig genoeg tijd over voor wereldse muziek in de welvarende handelsstad.

 

Met hun nadruk op de emotionele manipulatie van de luisteraar tonen de symfonieën de empfindsame Stil ten voeten uit, net als de klavierwerken. Het zijn intense, compacte werken volgens een nog geijkt patroon van snel en geagiteerd, dan langzaam en triest en tot slot snel en uitbundig. Het avontuurlijkst zijn de zes Hamburgse symfonieën die waren besteld door baron van Swieten (bekend als mecenas van Haydn en Mozart) die gelukkig de componist geheel de vrije hand liet. Het resultaat klinkt hoogst origineel met wisselingen van toonaard, plotselinge dynamische contrasten en grappige onderbrekingen van de muziekstroom om de rusteloze opwinding te versterken.

 

De concerten – met name voor fluit, hobo, fagot en klavier - die Carl Philipp Emanuel schreef zullen nauwelijks aan het hof in Potsdam zijn uitgevoerd, maar eerder door Berlijnse amateurensembles en later door Hamburgse musici. De hoekdelen waarin eenzelfde soort rusteloze energie bezitten als de Hamburgse symfonieën volgen nog het patroon van het barokconcert met zijn afwisselende solo- en tutti gedeelten. Het zijn vooral de langzame delen met hun poëtische solomelodieën die indruk maken en herinneren zang met hun expressieve intensiteit.

 

C.P.E. Bach was een van de grootste klaviercomponisten uit de achttiende eeuw, een feit dat nogal is ondermijnd door het feit dat hij een overgangsfiguur was – niet meer puur barok, maar ook nog niet echt klassiek. Hij was bijzonder productief en schreef zo’n 150 sonates naast een iets kleiner aantal losse stukken. Hij had een grote voorkeur voor het clavichord, een zacht en teer klinkend instrument waarvan de snaren net als bij de piano worden aangeslagen in plaats van getokkeld zoals bij het klavecimbel, maar belangrijker is dat de dynamiek van het instrument binnen zekere grenzen kan worden  bepaald.

 

Zelf was deze Bach jr. een heel gevoelige speler die vooral beroemd was dankzij zijn improvisatiekunst, een kwaliteit die vooral spreekt uit zijn fantasieën en de langzame delen van zijn sonates die in harmonisch opzicht grilliger zijn dan die van zijn grote opvolgers Haydn en Mozart.

 

 

 

Selectieve discografie

 

De 6 Hamburgse sinfonia’s. C.P.E. Bach kamerorkest o.l.v. Hartmut Haenchen. Capriccio 10.106. 1987

 

Sinfonia’s nr. 1-4 H. 663. Salzburgs kamerfilharmonisch orkest o.l.v. Yoon K. Lee. Naxos 8.553289. 1994

 

Klavecimbelconcerten in g, A en D. Miklós Spányi met Concerto armonico o.l.v. Péter Szütts. BIS CD 767. 1995

 

Klavecimbelconcerten in D, E en A. Miklós Spányi met Concerto armonico o.l.v. Péter Szütts. BIS CD 785. 1996

 

Klavecimbelconcerten in e, Bes en g. Miklós Spányi met Concerto armonico o.l.v. Péter Szütts. BIS CD 786. 1996

 

Fluitconcerten.  Patrick Gallois met Toronto Camerata o.l.v. Kevin Mallon. Naxos 8.555715/6. 1998

 

Celloconcerten in a, Bes en A. Bach Collegium Japan o.l.v. Hidemi Suzuki. BIS CD 807. 1996

 

Celloconcerten in a, Bes en A. Anner Bijlsma met het Orkest van de Age of musical enlightenment o.l.v. Gustav Leonhardt. Virgin 561.401-2. 1998

 

Celloconcerten in a, Bes en A. Timothy Hugh met Bournemouth Sinfonietta o.l.v. Richard Studt. Naxos 8.553298. 1995

 

Kamermuziekwerken. Florilegium. Channel Classics CCS 11197. 1997

 

Pianosonates. Mikhail Pletnev. DG 459.614-2. 1995

 

Klavecimbelsonates. Miklós Spanyi. BIS CD 1088. 1998

 

Orgelsonates. Marie-Claire Alain. Erato 0630-14777-2. 1996

 

Die Auferstehung und Himmelfahrt Jesu. Hillevi Martinpelto, Christoph Prégardien en Peter Harvey met Collegium vocale Gent en Orkest van de Age of musical enlightenment o.l.v. Philippe Herreweghe. Virgin 759.069-2. 1991

 

Magnificat. Gächinger Kantorei en Bach-Collegium o.l.v. Helmut Rilling. Hännsler 98.970. 1993