Componisten portretten

BARRAQUE

JEAN BARRAQUÉ (1928-1973): INDIVIDUEEL PROFIEL 

Barraqué, die ondanks lessen bij Olivier Messiaen en Pierre Schaeffer veraf van de door de Franse avant-garde bewandelde paden leefde en werkte, gold als een van de meest geprofileerde koppen uit zijn tijd in die muziekwereld. Mogelijk was hij ook een gemankeerde romanticus die probeerde om de expressie van Beethoven te bereiken via een in essentie modernistische muziektaal. Het tekent een vurige ambitie die wel in een teleurstelling, of erger nog, met een mislukking moest eindigen.

Met zijn eerste belangrijke werk, de Pianosonate uit 1952 bepaalt hij overduidelijk zijn positie. Het is een fascinerend, maar ook een frustrerend stuk, een poging om de sonatevorm op dynamische wijze opnieuw gestalte te geven binnen het discontinue medium van een totaal serialisme. Maar het werk opent tenslotte slecht een brede kloof tussen ambitie en conceptie.

We mogen ons gelukkig prijzen dat CPO een omnibus van Barraqués werk uitbracht. Daaruit ervaren we dat het korte uitstapje naar de elektronische muziek uit de Étude (1953) niet zoveel om het lijf heeft. Belangrijker is het rijpere Séquence (1950/5), een duistere, expressieve liederencyclus waarvan de combinatie van een vrouwenstem met een ensemble dat rijk is aan slagwerkinstrumenten aanleiding gaf tot een verdere ontwikkeling tot …. au delá du hasard (1958).

Dit was Barraqués eerste werk waarvoor hij putte uit Hermann Brochs novelle Der Tod des Vergil uit 1945. Het gaat om een meditatie over de relatie tussen creativiteit en destructie en is zo symbolisch voor het werk (en het leven?) van de componist. Met zijn epische grandeur en zijn emotionele intensiteit werd …. au delá du hasard het definitieve stuk van de componist en in de context van de midden twintigste eeuwse muziek een zeer betekenisvolle uiting.

Geen van de andere op Broch gebaseerde werken heeft eenzelfde grote potentie. Chant après chant (1966) heeft te lijden onder de polariteit tussen de expressieve, maar broze vocale melodielijnen en een flamboyant doch in expressief opzicht mat slagwerk sextet. Le temps restitué (1968) is ook een alomvattend werk, maar het uit de tekst blijkende streven naar eenheid tussen tijd en kennis wordt herhaaldelijk gefrustreerd door de fatalistische, zelfs defaitistische toon van de door koor en orkest voortgebrachte muziek.

Des te verrassender is het dat Barraqué in datzelfde jaar 1968 een zuiver instrumentaal en direct pakkend werk in de vorm van het Concert voor klarinet, vibrafoon en 6 instrumentale groepen schreef. Met zijn jazzinvloeden binnen een subtiel en geanimeerd discours lijkt de componist hier een reddingslijn uit te werpen waaraan hij verder weinig houvast had gevonden.   Jammer genoeg is Barraqué sterk verwaarloosd door de muziekindustrie. Alleen CPO bekommerde zich met een dubbel cd wat uitgebreider om hem met leden van het toegewijde ensemble Klangforum Wien onder leiding van Sylvain Cambreling.  

Discografie

Concert voor klarinet, vibrafoon en 6 instrumentale groepen; Étude voor enkelsporige tape; Pianosonate; … au delá du hasard voor sopraan, vrouwenstemmen en 4 instrumentale groepen; Chant après chant voor sopraan, piano en 6 slagwerkers; Séquence voor sopraan en ensemble; Le temps restitué voor sopraan, koor en orkest. Diverse uitvoerenden. CPO 999.569-2 (3 cd’s).