BERNSTEIN, LEONARD (1918 – 1990): OOK COMPONIST
Tijdens zijn leven was de als dirigent even fameuze en veelzijdige als omstreden Leonard Bernstein (1918-1990) als componist duidelijk minder beroemd en zo’n vijftien jaar na zijn dood komen de meeste van zijn werken niet zo vaak meer tot uitvoering. Des te nuttiger is het om hem aan de hand van zijn vele opnamen in herinnering te houden. Te meer daar hij – in tegenstelling tot menig andere dirigerende componist – een voortreffelijk pleitbezorger en vertolker van eigen werk was.
Een niet onbelangrijk deel van de fascinatie die van ‘Lennie’ uitging, was ook gebaseerd op dat omstreden karakter. Maar eveneens op de tegenspraak die bestond tussen de esthetische traditionalist en de actievoerende pionier.
Wat dat betreft kan het geen kwaad om hem te benaderen via zijn na de dood van John Kennedy in 1971 op teksten van de Latijnse mis, eigen woorden en woorden van S. Schwartz geschreven elfdelige Mass te benaderen. In dit werk wordt de secularisatie van de zwaar met traditie beladen mis zo ver doorgevoerd dat de daaruit tenslotte voortspruitende geesteloosheid met een soort kwantumsprong in een nieuwe categorie van geestelijkheid omslaat. Het werk is als zodanig – net als menige andere goede, ‘serieuze’ compositie van Bernstein – een muzikale geste, een soort kennisgeving die gefixeerde waarde- en werkvoorstellingen overstijgt.
Bernstein de componist beleefde zijn grootste successen echter met zijn theaterstukken; hij schiep een reeks shows die zijn culminatiepunt in 1957 bereikte met West Side story. Dat is intussen zo ongeveer hèt klassieke werk op musicalgebied. Maar zijn theatrale instincten beïnvloedden ook in zijn werken voor kerk en concertzaal. Zelf gaf hij toe dat hij een ‘grondige verdenking had dat alle werken die ik schrijf, ongeacht het medium waarvoor ze bestemd zijn, in feite op een of andere manier theatermuziek zijn’. Eerlijk en duidelijk is dat in elk geval. Collega componist Ned Rorem onderstreepte die trek met de opmerking dat vrijwel al Bernsteins muziek wordt gekenmerkt door ‘de theatraliteit van het ritueel”.
Het verbaast daarom bijvoorbeeld niet dat ook zijn drie symfonieën – Jeremiah, The age of anxiety en Kaddish – niet alleen hoogst dramatische werken zijn, maar ook hun voedingswaarde ontlenen aan ’s componisten Joodse erfgoed dat zijn basis heeft in de gezangen uit de synagoge. Meestal streefde Bernstein in zijn eigen werk naar een fusie tussen serieuze kunstmuziek en de muziek van het Amerikaanse volk. Meer specifiek vond hij dat jazz het basale geluid van de V.S. vormde, hoewel de jazzinvloeden die uit zijn werk spreken zelden of nooit een muzikale erfenis van Duke Ellington of Jelly Roll Morton zijn als wel een eerder door lieden als Aaron Copland gerecyclede jazz.
Naarmate de jaren 1960 vorige eeuw voortschreden, kwam Bernstein steeds meer onder vuur te liggen van jonge, radicale musici voor wie de serialistische principes van Schönberg, Berg en Webern en hun onbuigzame opvolgers Boulez en Stockhausen stonden voor een nieuwe orthodoxie. Hoewel Bernstein geduchte en felle achtergrondgevechten leverde tegen de dogmatische veronachtzaming van de algemene publieksmaak, begon hij geleidelijk zijn vertrouwen als componist te verliezen en ontwikkelde hij zich steeds meer als hoeder van wat hij het beste en mooiste in de muziek vond.
Fameus werd hij in die hoedanigheid als virtuoos en vindingrijk TV presentator van de reeks Young people’s concert tussen 1958 en 1973. Op briljante wijze lichtte hij daar doorspekt met muziekvoorbeelden die door zijn New Yorkse orkest werden gespeeld die composities uit welke zijn hart hadden gestolen. De basis voor die voordrachten (en lezingen plus publicaties) vormde Bernsteins vaste geloof in het feit dat alle muziek is geworteld in een universele muziektaal die fundamenteel tonaal van aard is.
Niettemin, zelfs geconfronteerd met de kwaadsprekerij over zijn doen en laten verloochende hij nooit zijn principes en mogelijk zijn die thans nog veel relevanter dan destijds. Het mag dan waar zijn dat Bernsteins concertwerken vaak niet veel meer zijn dan knap gewrochte pastiches, hij kan evenzeer worden beschouwd als een voorloper van een volgende generatie componisten uit de V.S., zoals Adams, Glass, Reich en anderen die overigens net zo uitbundig theatraal, eclectisch en tonaal zijn in hun uitingen als Bernstein.
Stanley Drucker, de vroegere eerste klarinettist van Bernsteins New Yorkse orkest dat hij van 1958-1969 leidde, zei na diens dood: “Lennie was zijn hele leven jong en overleed toen”. Dat vat het tamelijk exuberante en charismatische leven waarin hij tal van talenten toonde als componist, dirigent, pianist en opvoeder aardig samen. Op attractieve manier was hij een multimedia ambassadeur van een smeltkroes vol muziekgenres: klassiek en eigentijds, Amerikaans en Europees.
Retrospectief beoordeeld zijn het met name de Chichester psalms en de Serenade after Plato’s Symposium die Bernstein als componist op zijn best tonen, onmiddellijk gevolgd door o.a. de ouverture Candide, gedeelten uit On the town den natuurlijk de Symfonische dansen uit West Side story.
Hieronder de essentie van Bernsteins werken. Bij voorkeur zijn die opnamen vermeld die van wat recenter datum zijn en door de componist zelf zijn gedirigeerd. Wie niet van alle werken complete opnamen wenst maar hier en daar genoegen neemt met fragmenten is uitstekend af met het verzamelalbum van DG. De essentie op 7 cd’s in een Collector’s Edition. Hier zijn vrijwel alle belangrijke vocale- en orkestwerken gebundeld met het accent op de theaterstukken. Gemis is wel dat uit de Mass alleen de drie Meditations die merkwaardige concertante Einlage voor Rostropovitch met zijn cello en orkest zijn vertegenwoordigd. Van 1956 tot 1972 nam hij bij CBS (thans Sony) op, daarna van 1973-1990 bij DG, hoewel hij als pianist en dirigent ook nog te vinden moet zijn op een handjevol 78t. platen van RCA dat later werd verdoekt naar de cd “The early years”. Sinds het New York filharmonisch orkest oudere opnamen in eigen beheer uitgeeft, is hij ook te horen in nooit commercieel uitgegeven repertoire in een box met 13 uur muziek onder de titel “Bernstein Live!”.
Wat zijn bekendste en populairste werk, West Side story betreft, bestaat intussen een handjevol opnamen, maar voor degenen die prijs stellen op de authentieke oorspronkelijke sfeer, ligt de keuze van de oorspronkelijke soundtrack het meest voor de hand. Zijn latere eigen opname voor DG heeft iets controversieels omdat hij de musical teveel in de operasfeer trekt. De stemmen van Te Kanawa en Carreras klinken wat te oud, niet vitaal genoeg en haast te gepolijst om het Romeo en Julia karakter van het stuk echt recht te doen.
De drie Chichester psalms voor jongenssopraan, koor en orkest uit 1965 behoren tot de aantrekkelijkste twintigste eeuwse koorwerken; de jazzy passages hebben een heel aantrekkelijk karakter, net als de intrinsieke schoonheid van de overpeinzender gedeelten.
Een werk als Songfest heeft na de recente turbulente verkiezingen in de V.S. najaar 2004 een onverwacht nieuwe lading gekregen. De boodschap van de componist luidde in deze cyclus orkestliederen voor zes solisten uit 1977: “I too am America”. Het thema dat eraan ten grondslag ligt, is de emotionele, spirituele en intellectuele boodschap voor het (over)leven in een essentieel puriteinse maatschappij en meer in het bijzonder wat de vele problemen rond de sociale integratie van zwarten, homoseksuelen, vrouwen en verdrevenen aangaat. Geen wonder dat daaruit een multistilistisch werk voortkwam.
Candide is een merkwaardig, maar goed geslaagd amalgaam van musical, opera, operette, satire en melodrama. Alles met een duidelijk showkarakter. On the town is veel meer een eenvoudig show, net als de onlosmakelijk met Broadway gelieerde Wonderful town.
De Jeremiah symfonie dateert uit 1943 toen de componist vijfentwintig was en eindigt met een ontroerende passage uit de Klaagliederen voor mezzosopraan. Zoals de titel Age of anxiety aanduidt werd de tweede symfonie, een verkapt pianoconcert, geïnspireerd door het gelijknamige gedicht van W.H. Auden, hoewel het om een puur orkestraal werk zonder gezongen tekst gaat. De derde symfonie, Kaddish, werd in 1961/3 in memoriam voor John F. Kennedy gecomponeerd als een dialoog tussen de mens en god, een uitdaging van de aarde en de hemel, bij voorkeur uitgesproken door een mannenstem (en niet melodramatisch door een vrouwenstem zoals op Sony 60595 door Felicia Montealegre, destijds de echtgenote van Bernstein).
Tenslotte zijn daar in dit overzicht in vogelvlucht naast het aardige Divertimento, de fel ritmische Prelude, fugue & riffs met een obligate klarinetsolo, Halil met dito virtuoze fluitsolo, wat Songs en de Serenade naar Plato’s Symposium voor viool en orkest: een heel geïnspireerd werk, vol pakkende en vaak meeslepende gedachten, maar ook bij vlagen heel ontroerend.
Discografie
Symfonieën nr. 1 Jeremiah en 2 The age of anxiety (met Chichester psalms)> Israel filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. DG 457.757-2. 1977
Symfonie nr. 3 Kaddish. Montserrat Caballé, Michael Wager met Wiener Sängerknaben, Weens Jeunesse koor en Israel filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. DG 447.954-2. 1977
Serenade. Gidon Kremer met het Israel filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. DG 445.185-2. 1979
Divertimento; Halil; 3 Meditations uit Mass; A musical toast. Jean-Pierre Rampal en Mstislav Rostropovitch met het Israel filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. DG 447.955-2. 1981
Chichester psalms; Songfest. Resp. Christa Ludwig, Lukas Foss, het Weens Jeunesse koor en het Israel filharmonisch orkest en Clamma Dale, Rosalind Elias, Nancy Williams, Neil Rosenshein en Donald Gramm met het Washington nationaal orkest o.l.v. Leonard Bernstein. DG 415.965-2. 1979
Liederen. Roberta Alexander en Tan Crone. Etcetera KTC 1037. 1986
Candide. Jerry Hadley, June Anderson, Della Jones, Christa Ludwig, Nicolai Gedda, Adolph Green, Kurt Ollmann, John Treeleaven met het Londens symfonie orkest en –koor o.l.v. Leonard Bernstein. DG 429.734-2, 474.472-2 (2 cd’s). 1989
Fancy free; Ouverture Candide; Suite On the waterfront; Symfonische dansen uit West Side story. New York filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. Sony 63085. 1960/3
On the town. Frederica von Stade, Tyne Daly, Marie McLaughlin, Thomas Hampson, Kurt Ollmann. David Garrison, Samuel Ramey, Evelyn Lear en Cleo Laine met de London voices en het Londens symfonie orkest o.l.v. Michael Tilson Thomas. DG 437.516-2. 1992
A quiet place. Chester Ludgin, Beverly Morgan, John Brandstetter, Peter Kazaras, Jean Kraft, Theodor Uppman e.a. met vocaal ensemble en het Oostenrijks omroeporkest o.l.v. Leonard Bernstein. DG 447.962-2 (2 cd’s). 1986
West Side story. Soundtrack. Marni Nixon, Natalie Wood, Jim Bryant, Richard Beymer, Russ Tamblyn, Betty Wand en George Chakiris met koor en orkest o.l.v. Philip Green. Sony 48211. 1960
- Kiri te Kanawa, José Carreras, Tatiana Troyanos, Marilyn Horne, Kurt Ollman e.a. met het Broadway koor en –orkest o.l.v. Leonard Bernstein. DG 415.253-2, 457.199-2 (2 cd’s). 1984
- Symfonische dansen. Los Angeles filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. DG 410.025-2. 1982
Wonderful town. Kim Criswell, Audra McDonald, Thomas Hampson, Brent Barrett, Rodney Gilfry e.a. het London voices en de Birmingham contemporary music group o.l.v. Simon Rattle. EMI 556.753-2. 1996/8
Fragmenten uit West Side story, Candide, On the town, On the waterfront, Fancy free, Dybbuk, Facsimile, Mass en complete werken: Concert voor orkest (Jubilee games), Halil, Prelude, fugue and riffs, Serenade; Slava, de 3 symfonieën, Chichester psalms, Songfest en Symfonische dansen uit West Side story. Jean-Pierre Rampal, Mstislav Rostropovitch, Schmidl, Montserrat Caballé, Christa Ludwig, Lukas Foss, Gidon Kremer met diverse koren en orkesten o.l.v. Leonard Bernstein. DG 469.829-2 (7 cd’s).