Componisten portretten

BIBER

 

BIBER, HEINRICH (1644 – 1704): MUZIKAAL REALISME

 

 

 

Sinds het herdenkingsjaar 1954 van Heinrich Ignaz Franz Biber (1644-1704) zijn heel wat pogingen ondernomen om het werk van deze belangrijke componist te herontdekken en onder de aandacht te brengen. Die pogingen werden (en worden) door twee omstandigheden bemoeilijkt. Om te beginnen stond nauwelijks bruikbaar uitvoeringsmateriaal ter beschikking. Verder bestond (en bestaat nog enigszins) het probleem dat voor de ontwikkeling van zijn instrumentale kerkmuziek – en meer in het bijzonder voor het slechten van de grenzen tussen sacrale en profane muziek – zoals zijn niet hoog genoeg in te schatten Rozenkrans sonates de problemen van de scordatura een belemmering vormen.

 

Biber heeft namelijk – en niet alleen in die werken – in plaats van de gangbare stemming in kwinten minutieus doordachte verstemmingen van een of meerdere snaren van de strijkinstrumenten voorgeschreven. De zin van de scordatura bestaat niet slechts daarin dat talrijke, in de normale stemming onuitvoerbare akkoorden zo wel kunnen worden gerealiseerd, maar ook daarin dat op die manier voor de instrumenten ongewone mogelijkheden voor de klankkleur dramaturgie werden geopend.

 

Die heeft Biber consequent bijvoorbeeld in zijn Battalia a 10 in D (1673) en de Pauern Kirchfahrt in B met lyrische en dramatische klankbeelden, een sonata a 6 op groteske manier uitgebuit, waarmee hij vooruit liep op de latere klankeffecten uit de programmamuziek zonder daarbij te vervallen in goedkope effecten van muziekrealisme. Die Battalia kreeg met zijn barbaarse pizzicati die kanonvuur simuleren, een halve minuut goed georganiseerde kakofonie voor de ‘uiteengevallen groep’, een bizarre pijpers en trommen imitatie door viool en contrabas en het gekerm van de gewonden niet ten onrechte de status van populairste brok programmamuziek uit de 17e eeuw.

 

Een blik op het Umfeld van Biber en zijn werkkringen kan verhelderend werken. In de zeventiende eeuw consolideerde de viool zijn positie als het meest expressieve instrument onder de niet-toetsinstrumenten. Het was de tijd van de grote vioolbouwers, zoals Amati, Guarneri en Stradivarius en van de grote violisten zoals Corelli. Italië was de bakermat van deze instrumentale bekwaamheden, maar de grootste van alle 17e eeuwse vioolvirtuozen was de in het Boheemse Warttenberg geboren Biber die vermoedelijk zijn muzikale opleiding genoot bij Johann Schmelzer, de toen letterlijk en figuurlijk toonaangevende Oostenrijkse violist. Rond 1668 trad hij in dienst trad van Karl von Liechtenstein-Kastelkorn, de prins-aartsbisschop van Olomouc (Olmütz), regerend van 1664 tot 1695 die een voor die tijd goede hofkapel in zijn als zomerresidentie gebruikte kasteel Kromeríz (Kremsier) in Moravië had.

 

In 1670 gaf Biber zijn positie daar op nogal mysterieuze manier op terwijl hij op ‘dienstreis’ in Salzburg was, waar hij in dienst trad bij een andere machtige kerkvorst, de prinsaartsbisschop Maximilian Gandolph von Khünberg. Daar bleef hij tot zijn dood, beginnend als hofviolist en in 1684 eindigend als hofkapelmeester en koorleider van de kathedraal. In 1690 werd hij in de adelstand verheven; in die latere jaren bestond zijn belangrijkste taak uit het schrijven van vele koorwerken.

 

Zijn reputatie als groot vioolvirtuoos ten spijt is er geen enkele aanwijzing dat hij ooit verder dan München reisde of dat hij nader contact had met andere grote componisten uit zijn tijd. De enige uitzondering was zijn Salzburgse collega George Muffat (die bij Lully en Corelli had gestudeerd) en die met hem een enthousiasme voor het schrijven van vioolsonates deelde.

 

Werken voor viool

 

Zijn geweldige viooltechniek komt het beste naar voren in de acht sonates voor viool en continuo uit 1681 waarin briljant passagewerk (tot in de 7e en 8e positie) en veelvuldige registerwisselingen in de preludes, variaties en bewerkelijke finales een grote rol spelen.

 

De meeste van de zogenaamde Mysterie- of Rozenkrans sonates uit 1676 voor viool en becijferde bas vergen die al genoemde scordatura stemming bijvoorbeeld in de 11e sonate uit deze reeks de e’’ snaar wordt afgestemd op d’’, de a-snaar een kwint daalt tot d’, maar de d’ snaar wordt opgetrokken naar g’. Op deze manier worden de polifonische mogelijkheden van het instrument uitgebreid en zijn de snaren ‘kruislings’ gestemd, waardoor niet alleen het mogelijke bereik aan noten wordt uitgebreid en het karakter van het instrument wordt aangepast voor een nieuw soort sonoriteit, maar ook ‘griezelige’ of ‘sinistere’ effecten kunnen worden bereikt.

 

De 15 Mysterie sonates werden geschreven voor een meditatieve religieuze ceremonie ter viering van de 15 mysterieën van de rozenkrans. De sonates zijn onderverdeeld in drie groepen van vijf al naar hun stemming: heuglijk (Die Verkündigung, Maria Besuch bei Elisabeth, Christi Geburt, Christi Darstellung im Tempel, Der zwölfjährige Jesus im Tempel), treurig (Christi Leiden am Ölberg, Die Geißelung, Die Dornenkrönung, Die Kreuztragung, Die Kreuzigung) en glorieus (Die Auferstehung, Christi Himmelfahrt, Ausgießung des Heiligen Geistes, Maria Himmelfahrt, Die Krönung der Jungfrau Maria). Elke sonate heeft betrekking op een gebeurtenis uit het leven van Jezus of de maagd Maria en hoewel gebruik wordt gemaakt van gestileerde dansvormen en variatiereeksen, probeert ieder daarvan een bepaalde devotiestemming op te roepen en soms ook een bepaalde scène te creëren, zoals de fladderende vleugels uit de 1e sonate (Die Verkündigung) of de opgaande zon in no. 11 (Die Auferstehung). Op twee werken na wordt gebruik gemaakt van scordatura. Strikt genomen gaat het niet om programmatische-, maar wel om heel illustratieve muziek. In de maatgevende uitvoering van Holloway bestaat de continuogroep uit barokluit, chitaronne, viola da gamba, een  lirone met 15 snaren, dubbelharp en regaal.

 

Bibers afsluitende Passacaglia voor vioolsolo hierbij, ook wel Schutzengel Sonate genaamd, is gebaseerd op 65 herhalingen van het dalende vierstemmige akkoord en is het belangrijkste werk in dit genre voordat Bach ten tonele verscheen: een voorloper van diens beroemde Chaconne. In de Sonata violino solo representativa daarentegen verplaatst Biber de luisteraar in een letterlijk heel aardse wereld met karakteristieke geluiden van een koekoek, een kikker die spontaan contrapunt  van geïmproviseerde speciale effecten rondspringt en een kip en een haan die zwierig rondfladderen.

 

In een andere reeks van 8 vioolsonates uit 1681 wordt de scordatura nauwelijks gebruikt, maar het zijn ook uiterst inventieve en technisch veeleisende werken. Opnieuw frapperen de variatiereeksen en het briljante passagewerk. Zeker, deze werken doen bij vlagen wat oppervlakkig en louter virtuoos aan, maar de plotselinge stemmingswisselingen wijzen op een briljant, rusteloos en essentieel improvisatorisch muzikaal temperament.

 

Biber schreef niet alleen werken die als vehikel voor zijn eigen virtuositeit dienden, maar ook werken voor grotere ensembles. De Battalia en de Pauern Kirchfahrt (Sonate a 6 in B) kwamen al ter sprake. Maar verder is daar bijvoorbeeld de Harmonia artificiosa – ariosa: deversimodé accordata (1712). Een verzameling van zeven partita’s voor twee instrumenten (feitelijk altviolen) plus bas; in zes daarvan komt weer scordatura voor. Het gaat hier om werken met een magisch karakter, hecht van structuur en minder capricieus dan de vioolsonates, maar met minstens zoveel gevoelsexpressie en vol contrapuntische felheid en merkwaardige harmonieën.

 

Biber was een exacte tijdgenoot van Pachelbel en er komen in deze werken momenten voor waarin men sterk wordt herinnerd aan diens beroemde Canon en gigue. Maar Biber was van het tweetal de subtielse en de talloze variaties uit de partita’s verraden een schier eindeloos vermogen om onvoorspelbaar inventief te zijn. Hoogst spectaculair zijn de aria en de 13 variaties uit de Partita VI met een canon waarin de stemmen elkaar razendsnel opvolgen.

 

Mensa sonora (1680) is een zesdelige anthologie bestaande uit dansgeöriënteerde muziek met kamersonate- en suitekarakter en als zodanig ook zeer de moeite waard, net als de 12 sonates uit de bundel Sonatae tam aris quam aulis servientes, robuuste barokmuziek geschikt voor ‘kerk en kamer’ en als zodanig een contrastrijke bundeling van meeslepende, fraai doorwrochte, van typische retoriek doordesemde stukken voor een vijf  of zesstemmig strijkerpalet aangevuld met zwierige trompetten.

 

Andere instrumentale werken

 

Het instrumentele oeuvre beperkte zich zoals gezegd niet uitsluitend tot de vioolwereld, maar omvat bijvoorbeeld ook de feestelijke Sonata S. Polycarpi voor acht trompetten, pauken, orgel en viool. Meer van hetzelfde is te vinden in de Sonata pro tabula en andere sonates.

 

Koorwerken

 

De gewijde muziek van Biber is ook interessant in zijn verscheidenheid met enerzijds eenvoudige a cappella werken en anderzijds groots opgezette concertato composities met solo- en ripieno stemmen. Belangrijk op dit gebied zijn met name het Requiem in f en in A (mogelijk in 1687 gecomponeerd voor de begrafenis van zijn broodheer) en de Missa sancti Henrici (uit 1701) plus Bruxellensis XXIII vocum (de naam is alleen te danken aan de vindplaats Brussel), de 32-stemmige Vesperae (uit 1693), het motet Laetatus sum (1676). De mogelijkheid dat Biber de auteur was van de aan Benevoli toegeschreven Missa Salisburgensis (1628) is nog altijd open.

 

De Litaniae de S. Josepho ontstond in 1677 ter ere van de stichting door een aantal notabelen uit Salzburg van de Broederschap van St. Joseph. Het werk getuigt van veel verbeeldingskracht in de tekst en de vocale soli en tutti zijn heel contrastrijk; een trompet obbligato zorgt voor meer cachet en kleur.

 

Dankzij de aanvankelijke initiatieven van uitvoerende musici als Nikolaus Harnoncourt, Eduard Melkus en Gustav Leonhardt kwam eind jaren zestig langzaam een Biber renaissance op gang die mar haperend werd voortgezet door lieden als Reinhard Goebel, Philip Picket, John Holloway, Giovanni Antonini, Andrew Manze en Konrad Junghänel. Hieronder de belangrijkste en mooiste vruchten van hun werk. De aardigste introductie op Biber biedt welhaast de eerstgenoemde Teldec schijf.

 

 

 

Discografie

 

Ballettae a 4 Violettae no. 1-7; Battalia; Pauern Kirchfahrt; Sonata S. Polycarpi; Diverse sonates. Concentus musicus Wenen o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Teldec 8573-87793-2.

 

Battalia; Passacaglia in c; Sonata violino solo representativa in A; Partita in c uit Harmonia artificiosa. Il giardino armonico o.l.v. Giovanni Antonini. Teldec 3984-21464-2.

 

Battalia; Requiem à 15. La capella reial de Catalunya en Le concert des nations o.l.v. Jordi Savall. Alia Vox AV 9825.

 

Mensa sonora. Sonata violino solo representativa in A. Musica antiqua, Keulen o.l.v. Reinhard Goebel. Archiv 423.7010-2.

 

Mysterie sonates. John Holloway, Davitt Moroney en Tragicomedia. Virgin 790.838-2,  759.551-2 (2 cd’s).

 

12 Sonatae Fidicium sacro-profanum; Ballettii lamentabili; Passacaglia voor vioolsolo; Laetatus sum; Nisi Dominus; Serenade in C met het Nachtwakerlied. Catherine MacIntosh, Peter Harvey en het Purcell kwartet. Chandos CHAN 0605.

 

8 Vioolsonates; Sonata representativa; 2 Passacaglia’s. Andrew Manze en Romanesca. Harmonia Mundi HMU 90.7134/5 (2 cd’s).

 

Harmonia artificiosa – Ariosa. The rare fruits council. Auvidis Astrée E 8572.

 

Sonatae tam aris quam aulis servientes. Manfredo Kraemer met de Rare fruits council. Auvidis Astrée E 8630.

 

Litanae de Sancto Josepho; Sonata Sancti Polycarpi; Sonata XI uit Fidicium sacro-profanum. Cantus Cölln en Concerto Palatino o.l.v. Konrad Junghänel. Harmonia Mundi HMC 90.1667.

 

Requiem in A. Marta Almajano, Mieke van der Sluis, John Elwes, Mark Padmore, Frans Huijts en Harry van der Kamp met koor en orkest van de Nederlandse Bachvereniging o.l.v. Gustav Leonhardt. Harmonia Mundi 05472-77344-2.

 

Requiem in f.; In festo trium regium muttetum natale; Laetatus sum. Sandrine Piau, Mieke van der Sluis, John Elwes, Harry van der Kamp met koor en orkest van de Nederlandse Bachvereniging o.l.v. Gustav Leonhardt. Harmonia Mundi 05472-77842-2.

 

Missa Bruxellensis. La capella reial de Catalunya en Le concert des nations o.l.v. Jordi Savall. Alia Vox AV 9808.

 

Missa Salisburgensis. Gabrieli Consort en Players o.l.v. Paul McCreesh. Archiv 457.611-2.