BINCHOIS, GILLES (ca. 1400 – 1460): MEESTER VAN HET CHANSON
Gilles Binchois geldt al de eerste Zuid-Nederlandse grote meester van het Bourgondische chanson. Met Dufay en Dunstable geldt hij als een der belangrijkste muzikale persoonlijkheden uit de eerste helft van de vijftiende eeuw. De chansons van Binchois zijn voortreffelijk in hun expressie van tere melancholie en vlagen van zinnelijk verlangen. De charme van de melodieën, de doorzichtige, heldere klank van zijn ensemble en het miniatuurformaat van het geheel roepen vooral nu het beeld op van een andere (betere?) wereld, veraf maar merkwaardig genoeg toch vertrouwd, alles ergens op de drempel tussen Middeleeuwen en Renaissance. Zowel in harmonisch als in melodisch opzicht is zijn muziek origineel en inventief.
Met zijn chansons die meestal in de rondeau vorm zijn geschreven, blijft Binchois keurig binnen de conventies van de verfijnde hoofse traditie. Ze zijn vrijwel alle geschreven voor een enkelvoudige bovenstem die wordt ondersteund door een tenorstem in langere noten die een kwint lager is en een contratenor in hetzelfde bereik of iets lager. De melodiek schijnt moeiteloos en heeft een gracieus karakter, ongecompliceerde ritmen en heel evenwichtige frasen. In zijn geestelijke werken die alle een zuiver functioneel karakter hebben toont Binchois zich conservatiever.
Van zijn muziek is een deel verloren gegaan, maar het merendeel is - opgenomen in belangrijke handschriften – bewaard gebleven: misdelen, een Magnificat, een Te Deum, één isoritmisch motet, hymnen en een 54-tal wereldlijke chansons. Dat zoveel van zijn composities slechts via één bron overleven en dat de meeste werden verzameld in Zuid Europa, ver dus van het Bourgondische hof, suggereren inderdaad dat veel van zijn werk is verloren gegaan of alleen anoniem verder bestaat.
Waarschijnlijk werd Binchois in Mons (Bergen) geboren rond 1400. In die stad was hij sinds 1419 organist aan de Sainte Waudru tot hij in 1423 toestemming kreeg om naar Lille te gaan, waar hij niet lang later in dienst trad van William Pole, de graaf van Suffolk. In zijn jonge jaren schijnt hij een militaire en een muzikale loopbaan te hebben gecombineerd. Toen hij een jaar of twintig was, kwam hij in dienst van de kapel van Filips de Goede aan het Bourgondische hof waaraan hij met roem overladen verbonden bleef en rond 1437 werd benoemd tot hofsecretaris totdat hij zich in 1453 terugtrok in Soignies waar hij in 1452 werd benoemd tot provoost van de St. Vincent kerk. Hij trok kerkelijke rentes uit Brugge, Mons, Cassel en Soignies.
Hoewel Binchois’ naam in de literatuur uit zijn tijd wordt genoemd naast die van Dufay, had hij een heel eigen reputatie en hoewel zijn werken nauwelijks een grote verspreiding vonden, waren zijn chansons best populair. Zes daarvan bestaan ook in een arrangement voor een toetsinstrument. De tenormelodie van twee van de drie werden ook gebruikt om basse danses van de maken en tal van composities uit de midden- en late vijftiende eeuw, inclusief drie missen – Ockeghems Missa ‘De plus en plus’, Bedynhams Missa ‘Dueil angoisseaux’ en een anonieme mis-motet cyclus Esclave puist il devenir – waren gebaseerd op zijn werk.
Selectieve discografie
Complete chansons. Ensemble Gilles Binchois o.l.v. Dominique Vellard. EMI 561.818-2 (2 cd’s). 1989
17 Chansons. Ensemble Gilles Binchois o.l.v. Dominique Vellard. Virgin 545.285-2. 1997
7 Chansons. Gothic voices o.l.v. Christopher Page. Hyperion CDA 66783. 1995