BOCCHERINI, LUIGI (1743 – 1805): KWINTETCOMPONIST EN CELLOSPECIALIST
Hoewel Boccherini een bijzonder succesvolle cellist en een vruchtbare componist was – vooral op het gebied van de kamermuziek – is hij het bekendst om één werk, of beter gezegd om één deeltje uit een werk: het menuet uit zijn strijkkwintet in E op. 11 dat in de catalogus van Gérard het nummer G. 275 kreeg. Het was bijvoorbeeld ook een mottothema van de soundtrack van de klassieke Engelse misdaadkomedie The ladykillers.
Boccherini was haast een exacte tijdgenoot van Haydn en zijn muziek bezit een vrijwel identieke klassieke sierlijkheid en bekoring. Dat menuet bijvoorbeeld vertoont een sterke gelijkenis met Haydns even populaire Serenade. Duidelijk is wel dat Boccherini’s muziek een geringe dieptewerking en passie kent dan die van Haydn, maar het gaat wat te ver om hem geringschattend te omschrijven als ‘Haydns vrouw’, zoals de violist Giuseppe Pupo dat ooit deed.
Boccherini’s muziek mag dan bij vlagen wat banaal en nietszeggend zijn, er is nooit gebrek aan fraaie melodieën die makkelijk in het gehoor liggen en die soms zelfs verrassend origineel zijn.
Boccherini werd in Lucca geboren als zoon van een cellist en contrabassist die hem zijn eerste lessen gaf. Hij begon zijn muzikale loopbaan als cellovirtuoos op 13-jarige leeftijd, studeerde verder in Rome, vertoefde tussen 1757 en 1764 een paar keer aan het Weense hof, wekte enige tijd in Lucca en hij nam deel aan de eerste openbare strijkkwartet optredens ooit in Milaan in 1765. Daar sloot hij vriendschap met de violist Filippo Manfredi. Het tweetal besloot samen een tournee te organiseren en reisde eerst in 1767 naar Parijs en vervolgens een jaar later naar Madrid waar Boccherini een mecenas vond in de persoon van de infante Don Luis, de jongere broer van de koning. Hij bleef de rest van zijn leven in Madrid, diende eerst Don Luis tot 1785 en daarna de familie Benavente-Osuna tot 1798 terwijl hij te gelijker tijd muziek leverde aan prins (later koning) Friedrich Wilhelm van Pruisen.
Zijn laatste levensjaren waren vol tegenspoed. De Parijse muziekuitgever Pleyel maakte misbruik van Boccherini’s goedertierenheid, weigerde manuscripten te retourneren en eiste veranderingen van zijn stijl om aan de veranderende publieke smaak tegemoet te komen. Ion 1802 overleden twee dochters en in 1905 nog een dochter en zijn echtgenote. Genoeg narigheid om zijn geestelijke verval te bespoedigen. Hij stierf verarmd hoewel – ironie van het lot – zijn muziek kort na zijn dood furore maakte.
Boccherini schreef tenminste elf celloconcerten die alle voor eigen gebruik bestemd waren en die derhalve behoorlijk hoge technische eisen stellen aan de vertolker. Vooral de rijke versieringen van de solopartij, maar ook door haast steeds het hoogste register te gebruiken. De muziek is steeds heel gracieus en melodieus.
In de negentiende eeuw koos de cellist Grützmacher een paar delen uit twee van de beste concerten en stelde die samen tot een nieuw exemplaar, waarmee ‘het’ celloconcert van Boccherini was geboren dat hem net als dat menuet in de vorige eeuw beroemd maakte. Gelukkig is men tegenwoordig tot de originelen teruggekeerd al circuleren nog wel Grützmacher versies van concert nr. 9 in Bes G. 482 waarin het tweede deel is vervangen door dat uit het zevende concert in G , G. 480 uit 1770.
“Er is waarschijnlijk geen instrumentale muziek zo ingenieus, elegant en aangenaam dan zijn kwintetten” noteerde Charles Burney in 1770 over Boccherini’s werken in die vorm. Boccherini schreef er ruim honderdtwintig in de vorm van fluit-, gitaar- en strijkkwintetten. Daarbij komen nog ongeveer evenveel strijkkwartetten. Het is dus nauwelijks te verwonderen dat veel van zijn kamermuziek tamelijk flauwtjes en weinigzeggend klinkt. Maar pas op! Sommige kwintetten bevatten interessante imitaties van niet-muzikale geluiden, zoals de zingende vogeltjes in het L’ucelliera kwintet (op. 11 nr. 6 in D, G. 276 uit 1771) en de straatgeluiden in het gitaarkwintet La ritrata de Madrid (in C, G. 453, 1798) dat Berio bewerkte.
In Boccherini’s kwintetten is meestal sprake van 2 violen, een altviool en 2 celli, een combinatie die min of meer zal zijn gedicteerd door de musici die bij Don Luis in dienst waren. Het feit dat dit in wezen hoofse muziek is, kan niet verbloemen dat de sfeer soms nogal duister is en zelfs incidenteel gespannen. Dat geldt met name voor menig langzaam deel.
De markies van Benavente-Osuna was zelf een talentvolle amateur gitarist en Boccherini schreef een zestal gitaarkwintetten voor hem die eenzelfde zonnige, vlotte sfeer ademen aks de vroege schilderijen van Goya (die ook bij de markies in dienst was). Een opmerkelijk aspect van deze kwintetten is de grote verscheidenheid aan effecten die Boccherini uit deze niet zo gangbare combinatie instrumenten wist te halen. In sommige kwintetten is de gitaar duidelijk de dominerende stem, in andere, zoals het gedurfd dramatische eerste deel van het eerste kwintet, speelt de 1e viool de hoofdrol. Maar het opvallendst is wel het laatste deel van het vierde kwintet waarin na een langzame inleiding een felle fandango losbarst waaraan zelfs castagnetten te pas komen.
Met zoveel gelijkvormigs voorhanden zal niemand staan te popelen om ook nog kennis te maken met zo’n twintig symfonieën, sextetten en vocale werken, waaronder een opera, 15 concert aria’s, twee oratoria en een Stabat mater al zijn die deels wel op cd te vinden.
Selectieve discografie
Symfonieën op. 37 nr.1, 3 en 4. Academia Montis regalis o.l.v. Luigi Mangiocavallo. Opus 111 OPS 30-168. 1995
Celloconcerten nr. 3, 7 en 9; Concertaria Se d’un amor tiranno. Marta Almajano met het Limoges barokensemble o.l.v. Christophe Coin. Auvidis Astrée E 8517. 1993
Celloconcerten nr. 4, 6, 7 en 8. Tim Hugh met het Schots kamerorkest o.l.v. Anthony Halstead. Naxos 8.553571. 1995
Celloconcerten nr. 4, 6, 7 en 8. Anner Bijlsma met Concerto Amsterdam o.l.v. Jaap Schröder. Teldec 0927-49805-2. 1965
4 Pianokwintetten. Les Adieux. Harmonia Mundi HMU 05472.77448-2. 1996
3 Strijkkwintetten. Europa galante o.l.v. Fabio Bondi. Virgin 545.421-2. 1999
8 Gitaarkwintetten. Pepe Romero met het Academy of St. Martin-in-the-Fields kamerensemble. Philips 438.769-2. 1978/80
5 Cellosonates. Richard Lester, David Watkin en Chi-Chi Nwanoku. Hyperion CDA 66719. 1994
6 Sonates voor klavecimbel en viool. Jacques Ogg en Emilio Moreno. Glossa GCD 920306. 2000
Stabat mater. Susan Gritton, Sarah Fox, Susan Bickley, Paul Agnew en Peter Harvey met The king’s consort o.l.v. Robert King. Hyperion CDA 67108. 1998