Componisten portretten

BRIDGE

 

BRIDGE, FRANK (1879 – 1941): KAMERMUSICUS, DIRIGENT, LERAAR VAN BRITTEN

 

 

 

Bridge was een student van Stanford aan het Londense Royal college of music van 1899 tot 1903 en maakte naam als kamermusicus (violist) en dirigent. Zijn vroege werken met daaronder de orkestsuite The sea (1911), het symfonisch gedicht Summer (1914) en de nodige kamermuziek verraden de invloeden van Bax en Delius. Maar na de Eerste Wereldoorlog ontwikkelde Bridge snel persoonlijke eigenschappen. Zijn derde en vierde strijkkwartet uit respectievelijk 1926 en 1937 zijn uitgesproken chromatisch en geven blijk van bewondering voor Alban Berg, hoewel zijn muziek uitgesproken Engels van aard was en bleef.

 

In de latere orkestwerken treft een contrapuntische heftigheid, getuige de rapsodie Enter spring (1927), Oration with solo cello (1930) en Phantasm with solo piano (1931). Pas na 1970 kwam een hernieuwde waardering voor de componist tot stand. Tot dan rustte zijn reputatie vooral op het leraarschap van Britten en het gebruik van diens thema voor Brittens Bridgevariaties. Dat bewuste thema is ontleend aan het tweede van de Three idyls voor strijkkwartet uit 1906.

 

 

 

Selectieve discografie

 

The sea; Summer; Cherry ripe; Enter spring; Lament. Liverpool filharmonisch orkest o.l.v. Charles Groves. EMI 566.855-2.

 

Suite voor strijkorkest; There is a willow grows aslant a brook; The two hunchbacks; Threads; Rosemary; Canzonetta; Berceuse; Serenade. Britten sinfonia o.l.v. Nicholas Cleobury. Conifer 75605-51327-2, RCA 74321-98708-2.

 

Three idyls. Coull kwartet. Hyperion CDA 66718.

 

Strijkkwartetten nr. 2 en 3. Bridge kwartet. Meridian CDE 84311.

 

Cellosonate. Mstislav Rostropovitsj en Benjamin Britten. Decca 443.575-2.

 

Liederen. Claire Watson, Louise Winter, Gerald Finley en Roger Vignoles. Hyperion CDA 67181/2 (2 cd’s).