Componisten portretten

BEAMISH NIEUW

SALLY BEAMISH (1956 -   ): VERHALENDE MUZIEK

 

Als componiste is de in Londen geboren Sally Beamish nogal een laatbloeier. Aanvankelijk maakte ze na haar studie aan het Royal Northern College of Music carrière als altvioliste, onder andere in London Sinfonietta. Maar de behoefte om te gaan componeren was er al vroeg en ze had daarvoor les van Lennox Berkeley. Uit die tijd dateert het korte pianostuk Entre chien et loup (1979) dat al blijk geeft van haar potentie.

Een samenloop van omstandigheden gaf aanleiding tot de omschakeling van instrumentaliste naar componiste. In 1989 werd haar altviool gestolen en kreeg ze haar eerste van inmiddels drie kinderen bij cellist Robert Irvine en woont in Stirlingshire. Ze kreeg om op weg te komen als componiste in 1990 een Arts Council Composer’s Bursary studiebeurs en verhuisde naar Schotland.

Haar eerste vruchtbare stuk  uit de beginperiode is No, I’m not afraid voor spreekstem en kamerensemble op teksten van Irina Ratoesjinskaja in Engelse vertaling. Ieder gedicht is een ‘gesproken lied’, heel beeldend begeleid en gescheiden door tussenspelen als variaties op het voorspel en met een lyrische nocturne voor hobo en harp die terugkeert als begeleiding van het zesde gedicht. De structuur van The imagined sound of sun on stone (1999) is een eendelig concert voor sopraansaxofoon is vrij complex van aard en gebaseerd op primitieve rituelen, jazzinvloeden en tot slot een uitbarsting in C-groot die de wisseling der jaargetijden en de terugkeer van de zon weergeeft.

Daarna stroomden de opdrachten binnen. Het is niet moeilijk te begrijpen waarom. Beamish beschikt over een duidelijk individuele melodische gave en een steeds speurbaar gevoel voor structuur. Ze weet bovendien dankbaar en idiomatisch voor instrumenten te schrijven. Dat ze soms in haar kleurige en sfeervolle instrumentatie van het basismateriaal (inclusief Gregoriaans) wat in de buurt van James MacMillan komt, zij haar vergeven. In ieder geval toont ze zich bondiger, minder hevig bewogen en minder melodramatisch.

Neem de Eerste symfonie (1992), het eerste orkestwerk van de componiste dat meteen een krachtige indruk maakt. Het gaat om een reeks dubbele variaties waarin zowel de traditionele Schotse doedelzak en een omschrijving van psalm 104 een rol spelen. Merkwaardig genoeg leidt dat tot een heel overtuigende symfonie als zodanig.

Beamish richtte zich vaak op andere kunstvormen om inspiratie op te doen. Commedia, bijvoorbeeld, is gebaseerd op een denkbeeldige Italiaanse komedie waarin iedere figuur is vertegenwoordigd door een instrument. Tam Lin (1993) voor hobo en orkest volgt de verhaallijn van een Schotse ballade, het ééndelige Altvioolconcert nr. 1 (1995) vertelt van de Godsloochening van de apostel Petrus, Monster verhaalt op impressionistische wijze over het leven van Mary Shelley, de schepster van Frankenstein. Het zijn alle hoogst persoonlijke, vernuftige en intelligent geconcipieerde werken.

Gala water (1994) ontstond naar aanleiding van treurige persoonlijke belevenissen en munt uit door een sterke melodische expressiviteit. Eveneens uit 1994 dateert het Vioolconcert dat in de partituur wordt voorafgegaan door citaten uit Erich Maria Remarque’s boek over de Eerste Wereldoorlog Im Westen nichts Neues en dat begint met een tamelijk fel conflict tussen solist en orkest in het eerste deel, vervolgt in een bezonnen intermezzo en eindigt met een finale die een iets positiever sfeer ademt, hoewel de geest niet echt optimistisch is. In dit werk is een opvallende partij weggelegd voor de cimbalom.

Bij Words for my daughter (1995) gaat het om een levendig duet van fluit en piano dat is geïnspireerd door de lofzang van Janet Paisley over de hechte band tussen moeder en dochter

Bridging the day (1998) en Iasg (1993) voor cello en piano hebben een uitgesproken rapsodisch karakter met echo’s van Janáček en Lutoslawski. Grotere proporties kenmerken de vierdelige Cellosonate (2000).

The Caledonian road (1997) bestaat uit een reeks variaties op een lange melodie die is afgeleid van een middeleeuwse Schotse bron en heeft zo een lichtelijk Gregoriaanse inslag. The day dawn (1997/2000) is een adagio voor strijkorkest, gebaseerd op een Shetlandse vedelmelodie; Words for my daughter voor fluit en piano is een stuk voor fluit en piano dat werd geïnspireerd door een lofzang van Janet Paisley op de band tussen moeder en dochter.

De Pianosonate uit 1996 signaliseert een deels toegepaste voorzichtige ommekeer, richting meer abstracte vormen. In het Celloconcert uit 1997 schuilt nog wat programmatische inspiratie, in dit geval via Ted Hughes’ River gedichten, maar het materiaal wordt op abstracte wijze verwerkt. De Symfonie nr. 2 is daarna braaf geheel in sonatevorm.

Het thema waarop Theme and variations voor fluit en strijkkwartet uit 1998 is gebaseerd, heeft een vrolijk karakter en het werk voltrekt zich binnen eenentwintig aangename minuten.

Op 14-jarige leeftijd raakte de componiste sterk onder de indruk van Beethovens Strijkkwartet op. 18/4 en toen ze hoorde dat het Brodsky kwartet opdrachten gaf voor op dat werk gebaseerde kwartetten, besloot ze om brokken uit het eerste deel van dat werkt te gebruiken als uitgangspunt voor haar eveneens in 1999 geschreven Tweede strijkkwartet dat dus kort na haar eerste ontstond. De bijnaam Opus California van dat Tweede kwartet doet mogelijk wat raadselachtig aan, maar is hoorbaar terug te voeren op de geen moment in parodie of pastiche overgaande invloeden van de neoklassieke Stravinsky en de jazz.

Het Eerste strijkkwartet is een vrij uitgebreid, maar wat onsamenhangend stuk . Het werd geschreven voor de zeer bereisde vicedirecteur van de Universiteit Leicester en toont dienovereenkomstig invloeden uit Afrika, Noord Amerika, Turkije en de Oekraïne, maar die verlenen het werk een haast te episodisch en rapsodisch karakter.

De invloed van Beamishs verblijf in het wat kille noorden klinkt door in Whitescape (2000) een van haar betere, maar wel ascetische orkestwerken. Een Schots gedicht waarin wordt beschreven hoe vogels, zeehonden en mensen zich aanpassen aan de natuur en in hun verschillende werelden gelukkig zijn, is een ander mooi driedelig orkestwerk.

In het Seafarer pianotrio (2000) wordt tekst gebruikt om de muziek te versterken. Een oud Angelsaksisch gedicht in de vertaling van Charles Harrison Wallace wordt door de vrij duistere muziek mooi bekrachtigd en ook hier weer wordt het wisselend lot van zeelieden die zijn overgeleverd aan de grillen van het weer mooi beschreven.

2001 is het ontstaansjaar van het Tweede altvioolconcert, waarin Beamish haar vertrouwde eigen instrument van een heel mooie solopartij voorzag. Als inspiratiebasis diende hier een Angelsaksisch gedicht over het lot van zeevarenden die zich bewust zijn van de met stormen verbonden risico’s, maar ook de geluiden van zeevogels af tegen visioenen van een hemels leven na de dood. Dit werk begint weer vrij duister en rapsodisch met veel aandacht voor grillige contrasten en een overduidelijke rol van het slagwerk om geleidelijk naar een vrediger stemming en einde te streven.

Callisto (2005) is een fluitconcert dat weer op heel exotische andere literatuur is gebaseerd. Ditmaal gaat het om Ovidius’ Metamorfosen. Om even het geheugen op te frissen: Callisto is als dochter van de Arcadische vorst Lycaon en werd bij Zeus de moeder van Arcas en een nimf uit het gevolg van Artemis. Om haar te beschermen tegen de woede van de jaloerse Hera veranderde Zeus haar in een berin en plaatste hij haar later als Grote Beer aan de hemel, terwijl Arcas werd verheven tot Kleine Beer.

Muzikaal vertaalt Beamish dat in de vorm van een fluitconcert. Callisto’s vier gedaanten worden vertegenwoordigd door 4 fluittypes en de ‘hemelse beelden’ van Diana, Jupiter en Juno respectievelijk door hoorn, trombone en trompet. Dat munt uit in muziek die bij toerbeurt grillig, klaaglijk en bovenzinnelijk is.

Een bestelling van de Portsmouth Grammar School leverde in 2006 The lion and the deer op. Hierin wordt wat teveel overhoop gehaald – gesproken tekst, versterkt of tevoren opgenomen kinderkoor in cantatevorm vermengd met een trompetconcert is wat teveel van het goede. Dit is een der weinige minder geslaagde werken.

Beamish componeerde ook filmmuziek en muziek voor de tv. In 1998 werd ze benoemd als Composer in residence bij het Zweeds kamerorkest. Geen wonder dus dat daar haar eerste BIS opnamen ontstonden. Die zijn successievelijk gevolgd door reeks die een aardig volledig beeld van haar werk geeft en uitmunt door een voortreffelijke opnamekwaliteit. Na haar eerste opera op het gegeven van Mary Shelley’s Frankenstein drama (2001) staan steeds nieuwe werken, onder meer voor de BBC Proms, de Schotse Opera en het Brighton festival op stapel.

 

Discografie

Symfonie nr. 1; Vioolconcert; Callisto. Sharon Bezaly (fl), Anthony Marwood (v) met het Koninklijk Schots orkest o.l.v. Martyn Brabbins. BIS CD 1601.

Altvioolconcert nr.1; Celloconcert River; Tam Lin. Philip Dukes (va), Robert Cohen (vc) en Gordon Hunt (h) met het Zweeds kamerorkest o.l.v. Ola Rudner. BIS CD 971.

Altvioolconcert nr. 1. Tatjana Masurenko met het NDR filharmonisch orkest o.l.v. Garry Walker. Coviello COV 30507.

Altvioolconcert nr. 2 The Seafarer; Whitescape; Sangsters. Tabea Zimmermann (va) met het Zweeds kamerorkest o.l.v. Ola Rudner. BIS CD 141.

Callisto. Sharon Bezaly met het Koninklijk Schots nationaal orkest o.l.v. Martyn Brabbins. BIS CD 1649.

The Caldonian road; The day dawn; No, I’m not afraid; The imagined sound of sun on stone. Sally Beamisch (vertelster), John Harle (sax) met het Zweeds kamerorkest o.l.v. Ola Rudner. BIS CD 1161.

Strijkkwartetten nr. 1 en 2. Emperor kwartet. BIS CD 1511.

The seafarer trio. Fidelio trio met Alexander McCall Smith (vert.). Delphian DCD 34084.

Gala water; Bridging the day; Entre chien et loup; Lullaby for Owain; Kyle song; Iasg; The wise maid; Cellosonate. Robert Irvine en Sally Beamish. BIS CD 1171.

Theme and variations; Words for my daughter. Emily  Beynon en Sepp Grotenhuis. Channel Classics CCS SA 26408.

The lion and the deer. Alexandra Stevenson (s), Michael Chance (ct) Paul Archibald (trpt), Skaila Kanga (hp), Sebastian Combrerti (vc), Scott Bywater (slw), het Portsmouth grammar school kamerkoor en de London Mozart Players o.l.v. Nicolae Moldoveanu. Avie AV 2147.