Componisten portretten

CARISSIMI

 

CARISSIMI, GIACOMO (1605 – 1674): ORATORIUM TROEF

 

 

 

Het oratorium – de muzikale gedaante van een religieuze tekst in de vorm van een dramatisch verhaal – ontstond als zelfstandige vorm ongeveer tegelijkertijd met de opera aan het eind van de zestiende eeuw. En net als bij de opera wordt gebruik gemaakt van solisten, koor en orkest plus ook van recitatieven, aria’s en koren. Maar in tegenstelling tot de opera komt een belangrijke rol toe aan de verteller en worden oratoria maar sporadisch geënsceneerd.

 

De eerste ontwikkelingen van het genre stammen uit Rome waar Filippo Neri het initiatief nam om een toegankelijker en in emotioneel directer aanspreekbare vorm te vinden om de Katholieken in het spoor van de Reformatie nader bij de kerkdienst te betrekken.

 

De zo ontstane werken werden tijdens informele bijeenkomsten uitgevoerd; de bijbellezing en de preek waren dan gecombineerd met een muziekuitvoering. Dat gebeurde dus niet in de kerk, maar in een nabijgelegen zaal, het oratorium of bidzaal, vandaar de benaming van het nieuwe genre.

 

Giacomo Carissimi, een thans vrijwel vergeten naam, was de belangrijkste oratorium componist uit het midden van de zeventiende eeuw. Ondanks een aantal prestigieuze aanbiedingen van andere banen, inclusief de opvolging van Monteverdi aan de San Marco in Venetië, bleef hij zijn hele beroepsleven lang als maestro di cappella verbonden aan het belangrijke Jezuïeten centrum: het Collegio germanico.

 

Zijn talloze oratoria werden echter niet voor dat college geschreven, maar voor de chice broederschap van het Allerheiligste Crucifix waar iedere vastentijd de wonderbaarlijke redding van een crucifix dat uit een brand in de Romeinse San Marcello kerk werd gered werd gevierd.

 

Carissimi’s bekendste werk, Jephte, imponeerde Händel dusdanig dat hij er het slotkoor van zijn eigen oratorium Samson aan ontleende. Nog steeds geniet dat werk een zekere populariteit. De opgelegde emotionaliteit van deze muziek die vooral tot uiting komt in de aria-achtige stijl van de recitatieven en die een melodische teerheid verleent aan de spraakritmen maakt dit tot zijn aansprekendste compositie.

 

De tekst van Jephte is ontleend aan het Boek Rechteren en verhaalt over Jephta’s dilemma die heeft beloofd de eerste die hij ontmoet  en die hem groet te zullen doden wanneer hij thuiskomt wanneer God hem de overwinning van de Ammonieten gunt. De eerste die hij treft, is helaas zijn beminde dochter. Het verhaal is kort en hevig en bevat sterke gevoelscontrasten. Bijvoorbeeld wanneer uitgelaten God prijst bij de behouden thuiskomst van haar vader en er een ontroerende en intieme dialoog volgt waneer de vader het lot van zijn dochter verklaart. Beroemdst van al is haar weeklacht tot slot, een uitgebreid recitatief dat zijn werking vooral te danken heeft aan de dissonanten van de begeleiding. Nog mooier is het daarop volgende rouwkoor, waarin volgens een tijdgenoot “je kunt zweren dat je de snikken en het kreunen van de huilende meisjes hoort”.

 

 

 

Selectieve discografie

 

Abraham et Isaac; Ezecha; Jephte; Missa septimi toni; 4 Motetten. Jennifer Smith, John Elwes, Philippe Huttenlocher e.a. met het Gulbenkian koor en –orkest o.l.v. Michel Corboz. Erato 3984-24231-2 (2 cd’s). 1972

 

Jephte; Judicium Salomonis e Jonas. Gabrieli concort and players o.l.v. Paul McCreesh. Meridian CDE 84304.1986