Componisten portretten

DYSON

 

DYSON, GEORGE (1883 – 1964): HOEDER VAN DE ENGELSE KERKMUZIEK

 

 

 

De in Yorkshire geboren componist en theoreticus was van 1921 tot 1937 muzikaal leider van het Winchester college en van 1938 tot 1952 directeur van het Londense royal college of music. Zijn composities (koorwerken, orkeststukken, kamermuziek, concerten voor viool en piano) volgen de laat negentiende eeuwse Britse traditie. Veel waardering ondervond hij met zijn boek The new music (1923), evenals met The progress of music (1932). Zijn essays werden gebundeld onder de titel Fiddling while Rome burns (1954). Vooral de kerkelijke koormuziek vond een groot pleitbezorger in hem. Zijn bekendste werk op dit gebied is The Canterbury pilgrims (1931) op tekst van Chaucer. Quo vadis? (1939-1946) is een caleidoscopische oratorium/cantate op teksten van Campion, Vaughan, Herrick, Shelley, Newman, Bridges en Williams. Het werk is wel omschreven als ‘agnostisch gebed’ en vertoont verwantschap met onder andere Howells’ Hymnus paradisi, Finzi’s Intimations of immortality, Vaughan Williams’ Sancta civitas en Dona nobis pacem.

 

 

 

Selectieve discografie

 

Vioolconcert; Children’s suite. Lydia Mordkovitch met City of London sinfonia o.l.v. Richard Hickox. Chandos CHAN 9369.

 

The Canterbury pilgrims; Overture at the Tabard inn; In honour of the city. Yvonne Kenny, Robert Tear met het Londens symfonie orkest en –koor o.l.v. Richard Hickox. Chandos CHAN 9531 (2 cd’s).

 

Quo vadis? Solisten, koor en BBC Welsh orkest o.l.v. Richard Hickox. Chandos CHAN 10061 (2 cd’s).