Componisten portretten

HINDEMITH

 

HINDEMITH, PAUL (1895 – 1963): VANUIT HET NEOCLASSICISME

 

 

 

Leven en werk van Hindemith zijn gekenmerkt door extremen. Toen hij 28 december 1963 in Frankfurt stierf, was hij “de officieelste en de onbekendste, de meest geprezen en minst effectieve componist van zijn tijd” (Ludwig Finscher). Gold hij nog in de jaren twintig van de vorige eeuw na zijn vrij geniale eenakters als de verpersoonlijking van de revolutionaire burgerschrik (hetgeen door de boycot tijdens de periode van het Derde Rijk werd bekrachtigd en kunstmatig in stand werd gehouden), na de Tweede Wereldoorlog werd hij onder andere door de kritiek van Theodor Adorno vanwege zijn reactionaire opvattingen en uitingen getroffen door de banvloek van de destijds progressieven.

 

Hindemith leverde zelf een bijdrage aan deze oordeelsvorming doordat hij niet alleen enige van zijn beste vroege werken introk (Neues vom Tage; Mörder, Hoffnung der Frauen; Nusch-Nuschi en Sancta Susanna) of grondig herzag (Marienleben; Cardillac), maar ook omdat hij zich niet duidelijk genoeg afwendde van de smog die boven de neobarok en de jeugdbeweging hing. Toch mag niet worden vergeten dat hij in zijn vroegste werken ook volgens Schönbergs methode had gecomponeerd, hoezeer hij daar later ook in zijn Lehre vom Tonsatz ook tegen polemiseerde.

 

Hoe gecompliceerd al deze dingen ook mogen liggen tussen de ‘eigenlijke’ structuur van Hindemiths composities en hun historische effect: de restauratieve tendens die uit zijn werken spreekt en zijn pedagogische bedoelingen vallen niet te ontkennen. Met name de poging om in tegenstelling tot Schönbergs reeksenprincipe een theoretische (uit de praktijk afgeleide en bekrachtigende daarop terugwerkende) fundamentele compositie opvattingen uit de achttiende eeuw (in de vorm van een verdere ontwikkeling van wat bij Bach en Rameau wordt aangetroffen) te plaatsen.

 

Innerlijk consequent verbond hij deze doelstelling programmatisch met de verheffing van de kunstenaar tot enig ware autoriteit op het gebied van wereldse wetten. Wat allemaal niet wegneemt dat Hindemith een der grootste muzikale veelzijdigen in het twintigste eeuwse muziekleven was. Hij blonk evenzeer uit als altviolist, dirigent, theoreticus en componist. Zijn stijl was al even gevarieerd en reikt van  het compacte expressionisme van zijn eerste opera eenakters tot het gespierde contrapuntalisme van zijn rijpe neobarokke werken.

 

Net als zoveel andere Duitse componisten tussen beide wereldoorlogen beschouwde Hindemith zich als tegenstander van de bourgeois cultuur en engageerde hij zich haast politiek met de opvatting om vooral ‘bruikbare’ muziek – Gebrauchsmusik – te schrijven die heel direct en toegankelijk moest zijn: “voor mensen met oren is mijn werk echt makkelijk te bevatten”. Zijn leven lang schreef hij uitgebreid voor amateurs en leken.

 

Zijn status als maatgevende figuur voor de moderne muziek werd deels ondermijnd door het grote gemak waarmee hij componeerde. Bekend is het verhaal dat hij in minder dan zes uur zijn Trauermusik voor de BBC op papier had om snel de dood van de Engelse koning George V te kunnen herdenken. En door zijn haast al te grote stilistische diversiteit.

 

Hindemith kwam uit de arme arbeidersklasse, maar zijn vader die het talent van zijn zoon tijdig ontdekte, liet hem een grondige muzikale vorming ondergaan. Tussen 1909 en 1914 studeerde Paul aan het Hoch Conservatorium in Frankfurt en aan het begin van de Eerste Wereldoorlog kreeg hij een baan in het orkest van de plaatselijke opera en van tweede violist in het strijkkwartet van zijn leraar Adolf Rebner. Dirigent Fritz Busch onderkende de talenten van hem en op zoek naar jonge componisten die het operaleven konden verrijken, zorgde voor de premières van Hindemiths beide eerste opera’s, Mörder, Hoffnung der Frauen en Das Nusch-Nuschi in Stuttgart in 1921.

 

In beide gevallen ging het om een extreem werk; het eerste was een muzikale vertaling van een toneelstuk van de expressionistische schilder Oscar Kokoschka, het tweede bevatte een castratie tafereel. Busch waagde zich daarna niet aan Hindemiths derde eenakter, Sancta Susanna over de seksuele fantasieën van een jonge non.

 

Met een dergelijke schoktherapie vestigde Hindemith in de jaren twintig van de overige eeuw zijn naam, maar hij ging ook zijn muziektaal aanpassen. Daarbij ontwikkelde hij een gedisciplineerder stijl die was gebaseerd op die van barokcomponisten als Bach. Voor het eerst gaf hij daarvan blijk in zijn Kammermusik nr. 1 uit 1921 (vijf meer zouden volgen, niet toevallig samen net zoveel als het aantal Brandenburgse concerten) en is ook te horen in zijn vierde opera, Cardillac. Maar zijn gave om te verrassen had hem niet in de steek gelaten. Neues vom Tage (1929) bevatte een scène met een naakte vrouw in het bad (wat Hitler van streek maakte) en maakte gebruik van jazzelementen.

 

Vervolgens sloeg Hindemith weer een andere zijweg in met een serie geënsceneerde cantates (waaronder Lehrstück op een polemische tekst van Brecht) waarin half verhulde politieke opvattingen op neobarokke muziek waren getoonzet. In 1929 was hij in Engeland waar hij bevriend raakte met William Walton en daar de première gaf van diens Altvioolconcert; in 1930 keerde hij terug om zijn eigen altvioolconcert ten doop te houden.

 

In 1933 toen Hitler aan de macht kwam, begon Hindemith te werken aan Mathis der Maler, een opera die is gebaseerd op het leven van de schilder Matthias Grünewald (ca. 1460-1528) in een periode van hevige strijd tussen Rooms Katholieken en Lutheranen. Het duurde lang voordat het werk daadwerkelijk op het toneel werd gebracht, maar in maart 1934 dirigeerde Wilhelm Furtwängler – altijd een pleitbezorger van Hindemiths werken – een uitvoering van de Sinfonie Mathis der Maler, bestaande uit drie tussenspelen uit de opera. Het succes was meteen groot, maar de autoriteiten – Hitler voorop – waren verontwaardigd over het onderwerp. In november verdedigde Furtwängler in een open brief de muziek en zijn componist, maar de controverse resulteerde in een verbod om zowel de symfonie als de opera uit te voeren en leidde tenslotte tot het vertrek van Hindemith uit Duitsland.

 

Eerste tussenstation was Turkije, waar hij hielp om een muziekschool te vestigen. Even keerde hij naar Duitsland terug maar bij een als ‘demonstratief’ ervaren groot applaus na de eerste uitviering van zijn nieuwe Vioolsonate in 1936 werd al Hindemiths muziek als entartet in de ban gedaan.

 

Na een korte tussenstop in Turkije keerde Hindemith even in Duitsland terug om ontslag te nemen en emigreerde naar de V.S. In 1938 vond de eerste opvoering van Matthis plaats in Zürich, maar de Duitse kranten verzwegen dat. In 1940 kreeg Hindemith een compositie professoraat aan de Yale universiteit en in Tanglewood, waar hij onder andere les gaf aan Leonard Bernstein.

 

Na de oorlog verschenen zijn werken ook in Duitsland weer op het programma en zijn vijftigste verjaardag werd met talloze uitvoeringen gevierd. De laatste jaren van zijn leven waren vooral besteed aan lesgeven in de V.S. en Zwitserland, waarbij steeds minder tijd in het componeren werd gestoken.

 

Hindemith is al met al nooit echt een ‘classicus temidden der modernen’ geworden hoewel daartoe genoeg initiatieven bestonden. Dat wordt ook duidelijk weerspiegeld door de discografische geschiedenis van zijn – toegegeven: zeer vele – werken waarbij nu juist die genres ( strijkkwartetten, sonates) die zich onttrekken aan het gangbare grootschalige muziekleven en die een beroep doen op impulsen van musici om enthousiast mee te spelen, meestal door tweederangs vertolkers worden gespeeld.

 

Mogelijk zegt die toestand meer over de appreciatie van Hindemith dan allerlei knappe analyses. Het valt niet te ontkennen dat er nog heel wat leemten zijn in de Hindemith discografie. Zo is het jammer dat bijvoorbeeld de in Engeland gemaakte EMI opnamen met de dirigent als vertolker van eigen werk blijkbaar niet meer leverbaar zijn in cd-vorm. Gelukkig bundelde DG zijn opnamen wel in een album. Decca bracht met Blomstedt als dirigent gelukkig ook de essentie van Hindemiths orkestwerken in een goedkoper set van 3 plaatjes uit. Andere labels die veel voor Hindemith deden, zijn CPO en Chandos en wat de grootschalige werken betreft Wergo. Bij de twee versies van de Kammermusiken strijden Chailly en Abbado vrijwel onbeslist om de eer.

 

 

 

Discografie

 

 

 

Concert voor orkest; Concertmuziek voor piano, koperblazers en harpen; symfonie Mathis der Maler; Symfonische dansen; Thema met 4 variaties; Symfonische metamorfosen over thema’s van Weber; Amor (Cupido) en Psyche; Symfonie Die Harmonie der Welt. Monique Haas e.a. met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Paul Hindemith. DG 474.770-2 (3 cd’s).

 

Sinfonia serena; Symfonie Die Harmonie der Welt. BBC filharmonisch orkest o.l.v. Yan-Pascal Tortelier. Chandos CHAN 9217.

 

Idem. Gewandhausorkest Leipzig o.l.v. Herbert Blomstedt. Decca 458.899-2.

 

Symfonie Mathis der Maler; Symfonische metamorfosen over thema’s van Weber; Trauermusik; Sinfonia serena; Concertmuziek voor strijkers en koperblazers; Der Schwanendreher; Nobilissima visione; Symfonie Die Harmonie der Welt. Geraldine Walther met het San Francisco filharmonisch orkest c.q. het Gewandhausorkest Leipzig o.l.v. Herbert Blomstedt. Decca 475.264-2 (3 cd’s).

 

Symfonie Mathis der Maler; Nobilissima visione; Symfonische metamorfosen over thema’s van Weber. Philharmonia orkest o.l.v. Wolfgang Sawallisch. EMI 555.230-2.

 

Symfonie Mathis der Maler; Symfonische metamorfosen over thema’s van Weber; Trauermusik. Geraldine Walther met het San Francisco filharmonisch orkest o.l.v. Herbert Blomstedt. Decca 421.523-2.

 

Symfonie Mathis der Maler; Symfonische metamorfosen over thema’s van Weber; Ouverture Neues vom Tage. Bambergs symfonie orkest o.l.v. Karl Anton Rickenbacher. Virgin 791.086-2.

 

Symfonie Mathis der Maler; Nobilissima visione; Symfonische metamorfosen over thema’s van Weber. Atlanta symfonie orkest o.l.v. Yoel Levi. Telarc CD 80195.

 

Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 447.389-2.

 

Pittsburgh symfonie; Ragtime; Symfonische dansen. BBC filharmonisch orkest o.l.v. Yan-Pascal Tortelier. Chandos CHAN 9530.

 

Symfonie in Es; Ouverture Neues vom Tage; Nobilissima visione. BBC filharmonisch orkest o.l.v. Yan-Pascal Tortelier. Chandos CHAN 9060.

 

Symfonische metamorfosen over thema’s van C.M. von Weber. BBC filharmonisch orkest o.l.v. Yan-Pascal Tortelier. Chandos CHAN 9903.

 

Londens symfonie orkest o.l.v. Claudio Abbado. Decca 470.264-2.

 

Concertmuziek voor strijkers en koperblazers. BBC filharmonisch orkest o.l.v. Yan-Pascal Tortelier. Chandos CHAN 9903.

 

Philharmonia orkest o.l.v. Wolfgang Sawallisch. EMI 567.782-2.

 

Concertmuziek voor blazers, harp en orkest; Concertmuziek voor koper en strijkorkest; Symfonie Mathis der Maler. Solisten en Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Jiri Belohlavek. Chandos CHAN 9475.

 

Nobilissima visione; De vier temperamenten. Carol Rosenberger met met het Royal philharmonic orkest o.l.v. James De Preist. Delos 1006.

 

Pianoconcert. Mauser met het Omroeporkest Frankfurt o.l.v. Werner Andreas Albert. CPO 999.078-2.

 

Celloconcerten nr. 1 en 2. David Geringas met met het Queensland symfonie orkest o.l.v. Werner Andreas Albert. CPO 999.375-2.

 

Der Schwanendreher. Tabea Zimmermann met het Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. David Shallon. EMI 754.101-2.

 

Vioolconcert. David Oistrakh met het Londens symfonie orkest o.l.v. Paul Hindemith. Decca 470.258-2.

 

Leonidas Kavakos met het BBC filharmonisch orkest o.l.v. Yan-Pascal Tortelier. Chandos CHAN 9903.

 

Klarinetconcert; Hoornconcert; Concert voor trompet, fagot en strijkorkest; Concert voor houtblazers, harp en strijkorkest. Ulrich Mehlhart, Marie Luise Neunecker, Reinhold Friedrich, Carsten Wilkening, Walter Büchsel, Liviu Varcol en Charlotte Cassedanne met het Omroeporkest Frankfurt o.l.v. Werner Andreas Albert. CPO 999.142-2.

 

Klarinetconcert. George Pieterson met het Concertgebouworkest o.l.v. Kyril Kondrashin. Etcetera KTC 1006.

 

Hoornconcert. Dennis Brain met het Philharmonia orkest o.l.v. Wolfgang Sawallisch. EMI 567.782-2.

 

De vier temperamenten voor piano en strijkorkest. BBC filharmonisch orkest o.l.v. Yan-Pascal Tortelier. Chandos CHAN 9903.

 

De 6 Kammermusiken. Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Chailly. Decca 473.722-2 (2 cd’s).

 

Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. EMI 556.831-2 (2 cd’s).

 

Strijkkwartet nr. 3. Hollywood kwartet. Testament SBT 1052.

 

Trio voor altviool, heckelfoon en piano. Han de Vries, Henk Guittart en Ivo Jansen. Chandos CHAN 9990.

 

De 3 vioolsonates. Ulf Wallin en Roland Pöntinen. BIS CD 761.

 

De 7 altvioolsonates. Kim Kaskashian en Robert Levin. ECM 833.309-2 (2 cd’s).

 

Solocellosonate. Pieter Wispelwey. Channel Classics CCS 7495.

 

Fagotsonate, harpsonate, hoornsonate, sonate voor 2 piano’s; sonate voor piano vierhandig. Klaus Thunemann en het Ensemble Villa Musica. MDG 304.0694-2.

 

De 3 pianosonates. Kalle Randalu. MDG 304.0693-2.

 

Ludus tonalis. Oli Mustonen. Decca 444.803-2.

 

John McCabe. Hyperion CDA 66824.

 

De 3 orgelsonates. Piet Kee. Chandos CHAN 9097.

 

Das Marienleben. Ruth Ziesak met het NDR symfonie orkest o.l.v. Werner Andreas Albert. CPO 999.331-2.

 

Mis; 12 Madrigalen. Koor van de Deense nationale omroep o.l.v. Uwe Gronostay. Chandos CHAN 9413.

 

Requiem für die die wir lieben. Jean de Gaetani, Stone, het Robert Shaw koor en het Atlanta symfonie orkest o.l.v. Robert Shaw. Telarc CD 80132.

 

Das Unaufhörliche. Ulrike Sonntag, Robert Wörle, Siegfried Lorenz met het kinderkoor van de Berlijnse omroep en het Berlijns Radio symfonie orkest o.l.v. Lothar Zagrosek. Wergo WER 6603-2 (2 cd’s).

 

Mörder, Hoffnung der Frauen. Beatrice Haldas, Lucy Peacock, Gabrielle Schnaut, Gabriele Schreckenbach, Wolfgang Gämlich met het RIAS kamerkoor en –symfonie orkest o.l.v. Gerd Albrecht. Wergo WER 60-132-2.

 

Das Nusch-Nuschi. Celina Lindsley, Georgine Resick, Verena Schweizer, Gudrun Sieber, Gisela Pohl e.a. met het Berlijns radio symfonie orkest o.l.v. Gerd Albrecht. Wergo WER 60.146-50.

 

Cardillac. Gabriele Schnaut, Verena Schweizer, Josef Protschka, Robert Schunk, Sigmund Nimsgern, Andreas Schmidt, Harold Stamm met het RIAS kamerkoor en symfonie orkest, Berlijn o.l.v. Gerd Albrecht. Wergo WER 60.148-50 (2 cd’s).

 

Mathis der Maler. Roland Hermann, Josef Protschka, Gabrielle Rossmanith, Sabine Hass, Harald Stamm, Heinz Kruse, Victor von Halem e.a. met koor en orkest van de NDR Hamburg o.l.v. Gerd Albrecht. Wergo WER 6255-2 (3 cd’s).

 

Dietrich Fischer-Dieskau, James King, Gerd Feldhoff, Manfred Schmidt, Peter Meven, William Cochran e.a. met koor en orkest van de Beierse omroep o.l.v. Rafael Kubelik. EMI 555.237-2 (3 cd’s).

 

Sancta Susanna; Dansen uit Das Nusch-Nuschi; Suite Tuttifäntchen; 3 Liederen op. 9. Susan Bullock, Della Jones, Ameral Gunson e.a. met het Leeds festival koor en het BBC filharmonisch orkest o.l.v. Yan-Pascal Tortelier. Chandos CHAN 9620.