KATSJATOERIAN, ARAM (1903 – 1978): ARMEENSE POPULIST
De Armeense componist (1903-1978) die nooit met de Sovjet cultuurpolitiek in conflict kwam, vertegenwoordigt in zijn oeuvre het ‘Socialistische realisme’ in de muziek: een onscrupuleuze mengeling van verschillende stijlen en vormen die echter met smaak is toebereid. Dat alles onder de opklarende horizon van een dik opgelegde folklore.
Niettemin werd hij in 1948 bij de ook beruchte conferentie van de Sovjet Componisten Unie in Moskou net als Shostakovitch en Prokofiev beschuldigd van ‘formalistische tendensen’ in zijn muziek. Bedoeld werd waarschijnlijk dat hij teveel afweek van de melodieuze, blijmoedige, quasi door wapperende vlaggen begeleide uitgelatenheid die door Stalin was voorgeschreven.
In dat opzicht is vermoedelijk de balletmuziek Spartacus op grond van het onderliggende politieke programma het betekenisvolste werk van deze componist. Een symptoom voor de gespletenheid van Katsjatoerians muziek is ook zijn ballet Gajaneh uit 1942 dat op een scenario over de titelheldin Gajaneh die op een kolchoze werkt en verliefd raakt op een commandant van het Rode Leger een van het verschrikkelijkste Socialistische Realisme is gebaseerd om in de dooiperiode in 1967 braaf te worden herzien in ideologisch opzicht. Vroeger was het interessant de eerste versie uit 1942 van Tjeknavorian op RCA te vergelijken met de latere uit 1957 van Kachidze op Melodya.
Achteraf beschouwd is het moeilijk voorstelbaar waarom Katsjatoerian ooit met het gezag in conflict kwam want met uitzondering van de lichtelijk experimentele derde symfonie uit 1947 zorgden zijn onbeschaamd romantische en met volksmuziek gekruide werken die zodoende in melodieus en harmonisch opzicht een duidelijk Armeens aspect kregen voor het ideale samengaan van conservatisme en nationalisme dat hij moest nastreven. Dat dit in het Westen op veel kritiek stuitte is begrijpelijk al valt de ook daar grote populariteit van sommige werken of fragmenten daaruit (de manische ‘Sabeldans’ uit Gajaneh die een zelfstandig leven ging leiden en het Adagio uit Spartacus dat de titelmuziek werd van de door de BBC uitgezonden, later in ons land overgenomen TV serie ‘The Onedin Line’) niet te ontkennen. In dat werk gaat het in wezen om de beroemde Romeinse slavenopstand die hier een communistisch vervolg kreeg. De dansers van het Bolshoi ballet konden zich hierin uitleven.
Meestal gaat de fraaie melodiek bij Katsjatoerian gepaard met een zwakke structuur en een te geringe ontwikkeling van de ideeën.
Katsjatoerian had als zoon van een boekbinder in zijn jeugd slechts van een vrij gering muzikaal talent blijk gegeven en was medicijnen gaan studeren totdat zijn broer hem in 1921 aanried om naar Moskou te gaan waar hij met enige moeite een plaatsje vond op de Gnesin muziekacademie. Als cellist nog wel, hoewel hij nooit op dat instrument had gespeeld. In 1925 ging hij bij Miaskovsky compositie studeren en boekte in die discipline snelle vooruitgang. Zin eerste werk, een dans voor viool en piano – werd al een jaar later gepubliceerd.
Zijn internationale reputatie werd gevestigd met zijn pianoconcert uit 1936 dat vier jaar later werd gevolgd door het voor David Oistrakh geschreven vioolconcert. Het is een vrijpostig werk dat geen enkel blijk geeft van subtiliteit. De gezwollen orkestbegeleiding balanceert op de grenzen van banaliteit en de ten toon gespreide ideetjes zijn aan de magere kant. Wat het werk redt, is de mooie vioolpartij die van echte charme getuigt dankzij een uitgesproken vocaal karakter. Een Oosters aandoende ornamentiek, Armeense volksmuziek en een van verlangen getuigende rapsodische kwaliteit maken het werk best genietbaar. Het tweede deel is een aan Satie herinnerende nocturne die haast doet vergeten met wat voor kitsch we hier te maken hebben. Desondanks of juist daardoor werd in 1941 de Stalin Prijs toegekend.
Aan het eind van de jaren veertig had hij drie symfonieën voltooid, maar het waren vooral de beide genoemde grote balletten – Gajaneh en Spartacus – die hem de grootste roem bezorgden. Ook had hij veel succes met filmmuziek
Ooit circuleerde op Melodya een complete opname van zijn werken onder Algis Djoeraitis. Hierna worden alleen de belangrijkste werken genoemd waarvan de authenticiteit niet te bestrijden is. Hier de belangrijkste werken in de beste uitvoeringen.
Discografie
Symfonieën nr. 1 en 3. Armeens filharmonisch orkest o.l.v. Loris Tjeknavorian. ASV CDDCA 858.
Symfonie nr. 2; Gajaneh suite. Schots nationaal orkest o.l.v. Neeme Järvi. Chandos CHAN 8945.
Pianoconcert; Danssuite; Wals en Polka uit Vijf stukken voor harmonie orkest. Dora Serviarian-Kuhn met het Armeens filharmonisch orkest o.l.v. Loris Tjeknavorian. ASV CDDCA 964.
Vioolconcert. Lydia Mordkovitch met het Schots nationaal orkest o.l.v. Neeme Järvi; Celloconcert. Raphael Wallfisch met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Bryden Thomas. Chandos CHAN 9866.
Spartacus. Schots nationaal orkest o.l.v. Neeme Järvi. Chandos CHAN 8927.
Suite uit Maskerade. RCA Victor orkest o.l.v. Kyril Kondrashin. RCA 09026-63302-2.
Suites uit Gajaneh en Spartacus. Armeens filharmonisch orkest o.l.v. Loris Tjeknavorian. ASV CDDCA 773.