ALMA MAHLER (1879-1964): GEFRUSTREERDE COMPONIST
Om het even of muziek door een engel of door een monster wordt geschreven. In wezen was Alma Maria Schindler een monster, maar wel een heel intrigerend monster. Ze overleefde als Alma Mahler haar man ruim vijftig jaar, vernietigde al haar brieven aan hem op eentje na en moffelde veel van zijn brieven aan hem weg of falsificeerde deze uit vrees om negatief te worden beoordeeld na haar dood. Op haar begrafenis klonk geen muziek van haar toenmalige man.
Een pathologische wreedheid, antisemitisme, ijdelheid en een gevoel dat de wereld haar wat verschuldigd was vanwege haar schoonheid en brille waren trekken in haar die vriend en vijand onderkenden. Trekken die ze deelde met haar held Wagner. Net als hij was ze een gepassioneerde volgeling van Nietzsche.
Haar huwelijken – met Gustav Mahler, Walter Gropius en Franz Werfel – en haar vele liaisons, inclusief die met Gustav Klimt (die haar naar eigen zeggen op haar zeventiende de eerste kus gaf), haar compositieleraar Alexander Zemlinsky (haar eerste minnaar) en de schilder Oskar Kokoshka (misschien de enige van wie ze echt hield) hebben haar tot een van de beroemdste muzen en femmes fatales uit de twintigste eeuw gemaakt.
De in 1878 geboren Alma had een gepriviligeerde, maar moeilijke jeugd in het hedonistische Wenen. Haar vader, Emil Schindler, las haar uit Goethe voor. Een oude bewonderaar stuurde haar kratjes met klassieken, waaronder Stendhal en Ibsen. Ze moet een aantrekkelijke dinergast zijn geweest. Haar doofheid aan één oor dwong haar om zich dicht naar haar gesprekspartners te wenden tijdens conversaties wat voor maximale aandacht en intimiteit zorgde.
Siegfried Lipiner, een van Mahlers favoriete intellectuele tegenstanders, met wie Alma over Plato’s Symposium discussieerde, deelde weliswaar haar bewondering voor Nietzsche, maar vond haar ‘hatelijk, ijdel en dominant …. Zonder warmte, verstoken van natuurlijkheid, oprechtheid en goedheid’.
Daarentegen voelden haar vele aanbidders zich begrepen, gewaardeerd en zij waren emotioneel diep getroffen door haar tomeloze energie en haar betrokkenheid met hen. Dat was totaal, totdat ze genoeg van hen had, wat telkens opnieuw gebeurde.
Ze was een vrouw die behoefte had om omringd te worden door creatieve geesten, bij voorkeur genieën. Toen Alma Schindler met de negentien jaar oudere Mahler trouwde, was ze tweeëntwintig en al zwanger van hun eerste kind. Mahler idoliseerde haar en zij bewonderde hem, vooral als eminente dirigent van de Hofoper, maar ze was nooit een fan van zijn muziek met uitzondering van de zesde en zevende symfonie en het Lied von der Erde. Ze voelde zich tot hem aangetrokken vanwege zijn tomeloze energie, zijn dynamiek en zijn haast kinderlijke onschuld, maar het schijnt dat ze geen moment echt verliefd op hem was.
Toen hij tegen het eind van haar leven in de V.S. met de auteur Elias Canetti (die een relatie met haar dochter Anna had) sprak, omschreef ze Gropius, haar tweede echtgenoot, als ‘een echt Arisch type. De enige man die qua ras geschikt voor me was. Alle anderen die verliefd op me waren, waren kleine Joden. Zoals Mahler. Maar ik val voor beide types.’
In een verbazingwekkende, langgerekte brief die Mahler voor hun huwelijk aan Alma stuurde, suggereerde hij dat wanneer ze er lelijk uitzag de mannen niets om haar intellect en artistieke talent zouden geven.
Maar haar eigen drang om te componeren werd door Mahler onderdrukt. ‘De rol van de componist, de rol van de werker, valt mij toe. De jouwe is die van de liefhebbende gezellin en begripvolle partner….. ik vraag erg veel …. en ik kan dat doen omdat ik weet dat ik dat kan en mag doen omdat ik weet wat ik als tegenprestatie geef’.
Opvallend genoeg capituleerde Alma. Ze werd zijn amanuensis en ondersteunde hem gewetensvol. Later echter zorgde deze monstrueuze ban op haar compositie ijver voor onoverkomelijke problemen,
‘Ik ga aan de piano zitten en wil dolgraag spelen, maar de muzieknotatie zegt me niets meee. Mijn ogen zijn vergeten hoe ik het moet lezen. Ik ben stevig bij de arm genomen en van mezelf weg gevoerd. Ik verlang erg om terug te keren naar waar ik was’.
Het leven met Mahler moet ontmoedigend zijn geweest voor een vrouw die gewend was aan een mooi en druk sociaal leven. Hun dagen waren precies ingedeeld. Vrijwel iedere avond werd van Alma verwacht dat ze haar echtgenoot bij de Hofoper afhaalde, om het even of hij had gedirigeerd of niet, of ze zwanger was of niet en altijd te voet.
In de zomer verbleven de Mahlers met hun twee kinderen in Toblach aan de Oostenrijks-Italiaanse grens. Daar componeerde hij.
Alma’s eerste kind, Maria, beter bekend als Putzi, had een stuitgeboorte. Dit zijn de wanhopige woorden die ze vijf weken later schreef: ‘Ik ben lang ziek geweest. Maar gedurende verschillende dagen en nachten heb ik ik gedachten muziek geweven, heel luid en nadrukkelijk …. Gustav leeft zijn leven en ik moet ook zijn leven leven. Mijn kind heeft me niet nodig. Ik elk geval kan ik me daar niet voortdurend om bekommeren.’
Haar medeplichtigheid bij de onderdrukking van haar mogelijke loopbaan als componiste maakt nu op ons een dieptragische indruk. Maar laten we bedenken dat het plaatsvond in een tijd waarin die situatie vrijwel nergens beter was.
Feminisme, of iets wat daar op leek, was rond 1900 non-existent. In 1903 zei de jonge, door Freud en zijn kring bewonderde jonge filosoof Otto Weininger in Sexe und Charakter dat ‘wellustige vrouwen mannen alleen maar afleiden van intellectuele hoofdbezigheden. Het is voldoende om te komen tot de algemene verklaring dat er op het gebied van de geesteswereld in de geschiedenis nog nooit een vrouw is geweest die oprecht kan worden vergeleken met mannen van zelfs vijfde of zesde garnituur genialiteit.’ Wat een vooringenomenheid, wat een gebrek aan historische kennis.
Toen de huwelijkscrisis een hoogtepunt bereikte rond 1905 en de drie mokerslagen in de finale van de zesde symfonie daarvan een uiting waren (Alma’s affaire met de jonge architect Walter Gropius, de dood van hun vijfjarige dochtertje en de ontdekking van zijn hartkwaal) werd Mahler door niemand minder dan Freud aangeraden om zijn vrouw aan te moedigen om weer te gaan componeren. Mahler smeekte haar of hij naar haar liederen mocht kijken, ze zelfs te redigeren en uit te geven terwijl hij zichzelf beschuldigde van egoïsme. Gegeven de verwarde staat van zijn geest destijds is niet meer vast te stellen of hij iets aan die liederen wijzigde.
1900/1 Die Stille Stadi (Dehmel)
In meines Vaters Garten (Hartleben)
Laue Sommernacht (Bierbaum)
Bei dir ist es traut (Rilke)
Ich wandle unter Blumen (Heine)
Licht in der Nacht (Bierbaum)
Waldseligkeit (Dehmel)
Ansturm (Dehmel)
Erntelied (Falke)
1915 Der Erkennende (Werfel)
1920 Hymne (Novalis)
Ekstase (Bierbaum)
Lobgesang (Dehmel)
Hymne an die Nacht (Novalis)
?? Kennst du meine Nächte (Greiner)
Leise weht ein erstes Blühn (Rilke)
Waldgespräch (ballade)
Precies gedateerd is het zeventiental niet en in ieder geval werden de laatste acht na Mahlers dood geschreven. Of ze ook andere werken schreef, is onbekend.
Uit deze liederen blijkt in ieder geval dat Alma Mahler melodische gaven bezat. Ze koos bij voorkeur voor de strofische vorm. ER is enerzijds sprake van enige verwantschap met het idioom van Brahms, maar in harmonisch opzicht stond ze onder invloed van haar leraar Zemlinsky, Schönberg en Berg (met wie ze ook affaires had).
De muziek is deels zinnelijk, deels koket, maar ook intiem en charmant. Dat ze teksten van Dehmel gebruikte, moet indertijd pervers zijn gevonden.
Deels zijn de liederen georkestreerd door Colin en David Matthews, deels ook bescheidener van opzet door Julian Reynolds.
Meer stof is te vinden in Wikipedia en bij het luisteren naar de song van Tom Lehrer ‘She gave of her time but not of herself’ uit de Alma lyrics (Reprise 6179-2).
Bibliografie
Mein Leben (Fischer, 1981)
Het is een vloek een meisje te zijn (dagboek fragmenten 1898-1902) (Arbeiderspers, 1983).
Liederen
Compleet (17). Charlotte Margiono met het Brabants orkest o.l.v. Juilan Reynolds. Globe GLO 5199
(14) Isabel Isabel Lippitz en Barbara Heller (CPO 999.018-2)
Ruth Ziesak (s), Iris Vermillion (ms), Christian Elsner (t) en Cord Garben (p) (CPO 999.455-2).
Catharina Kroeger (s) en Monica Lonero. (Brilliant Classics 95469).