MÉHUL, ETIENNE-NICOLAS (1763 – 1817): COMPONIST VAN DE FRANSE REVOLUTIE
Al op tienjarige leeftijd werd Méhul organist van een klooster in zijn geboorteplaats Givet, daarna nam hij nog orgelles bij Hauser in Val Dieu. In 1778 ging Méhul naar Parijs waar hij in Gluck een raadgever en beschermer vond. Méhul componeerde aanvankelijk kerkmuziek, maar ging al gauw over op opera. Zijn opéra-comique Euphrosine uit 1790 had meteen succes. Meerdere werken in dit genre volgden en daarvan waren vooral Le jeune Henri (1797), Une folie (1802), Le trésor supposé (1800), Uthal (1806), Les deux aveugles de Tolède (1806) en Joseph (1807) belangrijk.
In 1805 werd Méhul gekozen tot lid van de Acdémie française en in datzelfde jaar werd hij inspecteur van het net opgerichte conservatorium. Naast Cherubini was Méhul de meest representatieve Franse componist van tijdens en na de revolutie; later verbleekte zijn roem tengevolge van de successen van Spontini.
Qua stijl zijn in Méhuls muziek sporen van Beethoven en Weber te herkennen, elders lijkt hij vooruit te lopen op Wagner. Zijn vier levendige symfonieën bevestigen dat beeld.
Selectieve discografie
Symfonieën nr. 1 en 2. Les musiciens du Louvre o.l.v. Marc Minkowski. Warner 0927-49535-2.
Ouvertures en voorspelen Ariodant, Bion, La chasse du jeune Henri, Les deux aveugles de Tolède, Horatius Cocles, Le jeune sage et le vieux fou, Joseph, Mélidore et Phrosine, Le trésor supposé. Orchestre de Bretagne o.l.v. Stefan Sanderling. ASV CDDCA 1140.