MAW, NICHOLAS (1935 - ): TERUG NAAR DE LAATROMANTIEK
Net als zijn tijdgenoten Peter Maxwell Davies en Harrison Birtwistle heeft ook Nicholas Maw zich de erfenis van het serialisme eigen gemaakt, maar zijn grootste affiniteit toonde hij toch wel met de laatromantiek. De fusie van die twee lastig te verenigen stijlen heeft jaren gevergd, maar leverde tenminste een meesterwerk op.
Maw studeerde midden jaren vijftig vorige eeuw aan de Royal Academy of Music en leverde in 1959 zijn eerste stuk van betekenis af: Nocturne. Het werk verraadt invloeden van zijn het neoclassicisme van zijn leermeester Lennox Berkeley maar haast meer nog van Bartók. Met dit werk kreeg de componist een Franse beurs waarmee hij in Parijs kon gaan studeren bij de Schönberg leerling Max Deutsch en bij Nadia Boulanger. Maar zijn componeren werd daardoor niet bevorderd en MacMillan voorzag in zijn levensonderhoud als leraar en schrijver.
Zijn doorbraak kwam in 1962 met Scenes and arias, een reeks van twaalfde eeuwse teksten voor drie sopranen en orkest waarin iets van het hedonisme van Richard Strauss samenging met een aanval op de Tweede Weense School. Maw onderging een muzikale evolutie die hij beschouwde als zijn ‘tweede leerlingentijd’ en kwam daaruit te voorschijn met een reeks opera’s uit de late jaren zestig als One man show, The voice of love en The rising of the moon. Lyrische muziek, diepgravender dan voorheen en – als het om verwerkte invloeden gaat – ver verwant met Berg, maar zelfs ook met Strauss, Britten, Wolf en zelfs Brahms. Erg succesvol waren deze werken niet, waarschijnlijk vanwege de nogal krasse libretti over de seksuele praktijken van Engelse soldaten in het 19e eeuwse Ierland.
Maar in het volgende decennium verfijnde Maw zijn orkestratie en bracht hij meer helderheid, drama en lengte in zijn werken. Uit deze periode dateert zijn belangrijkste werk: Odyssey. Het ontstond tussen 1973 en 1979, werd in 1985 nog eens herzien en vormt de optelsom van Maws expressieve vooruitgang door de jaren heen. Het werk heeft Bruckneriaanse proporties (en duurt ook negentig minuten). De structuur komt voort uit een veertig maten lange melodie.
Maw moet al jarenlang hebben overwogen om een vioolconcert te schrijven, maar pas nadat hij Joshua Bell had gehoord, voegde hij de daad bij het woord, Het werk heeft een sterk romantische inslag; lyriek is troef en de solist kan mooie rapsodische gebaren maken. In de verte wordt men aan Brahms en Szymanowski herinnerd.
Life studies uit 1976 is een achtdelig stuk voor vijftien solostrijkers dat wat weg heeft van Schönbergs Verklärte Nacht en Tippetts Concert voor dubbel strijkorkest.
Selectieve Discografie
Odyssey. Birmingham symfonie orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 754.277-2. 1998
Vioolconcert. Joshua Bell met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Roger Norrington. Sony 62856. 1996
Ghost dances; La vita nova; Roman canticle. Carmen Pelton, William Sharp en het Twentieth century consort o.l.v. Christopher Kendall. ASV CDDCA 999. 1995
Hymnus; Little concert; Shahnama. Bachkoor Oxford, BBC Concertorkest c.q. Britten sinfonia o.l.v. Nicholas Cleobury. ASV CDDCA 1070. 1996
Life studies; Sonata notturna. Engels strijkorkest o.l.v. William Boughton. Nimbus NI 5471. 1995