NANCARROW, CONLON (1912 – 1997): AMERIKAANS MECHANICUS
Bij alle obsessie die in de tegenwoordige wereld bestaat voor technologie en nieuwe media is een blijft Conlon Nancarrow de enige ‘klassiek’ componist die een blijvende reputatie verwierf door vrijwel uitsluitendvoor machines te schrijven. Zijn opmerkelijke reeks werken voor pianola toont aan dat de uitschakeling van menselijke uitvoerenden niet noodzakelijkerwijs hoeft te ontaarden in dorre, saaie muziek en dat deze een pakkende exploratie van de myriaden nieuwe structuren en klanken mogelijk maakt louter met mechanische middelen.
Nancarrow werd in 1912 geboren in een familie van notabelen in het Amerikaanse Arkansas en bracht zijn koppige jeugd door met trompet spelen; hij had grote belangstelling voor jazz en besloot om musicus te worden. Tot ongenoegen van zijn ouders ging hij in 1934 naar Boston om compositie te studeren bij de aartsacademici Roger Sessions en Walter Piston, een onderneming die weinig vruchten lijkt te hebben afgeworpen hoewel Nancarrow later nadrukkelijk vaststelde dat hij veel had gehad aan de obsessieve training in contrapunt van Sessions.
Nadat hij in 1937 lid was geworden van de communistische partij, toog hij naar Spanje om daar twee jaar lang als gemeen frontsoldaat aan de burgeroorlog deel te nemen aan republikeinse kant. In 1940 toen hij van de Amerikaanse regering geen paspoort meer kreeg op grond van zijn communistische sympathieën besloot hij naar Mexico City te gaan waar hij de resterende 57 jaar van zijn leven doorbracht en in 1957 het Mexicaans staatsburgerschap kreeg.
Het onmiddellijke resultaat van Nancarrow verhuizing naar Mexico was niet bepaald gunstig. Eenmaal gebrandmerkt in politiek opzicht raakte hij geheel uitgesloten van het Amerikaanse muziekleven en van de mogelijkheden om zijn geavanceerde muziek te laten uitvoeren. Maar hij maakte van de nood een deugd door in 1947 een pianola aan te schaffen – een mechanische piano die muziek produceert met behulp van pianorollen in de vorm van punchkaarten – waarop hij zijn eigen muziek kon ‘uitvoeren’.
De mogelijkheid van de pianola om elke reeks noten, ongeacht hun snelheid of hun ritmische complexiteit weer te geven stelde Nancarrow ook in staat om de esoterische ritmische structuren die de basis gingen vormen van zijn rijpere muziek nader te exploreren. Iets wat zelfs de beste pianisten van toen nooit konden realiseren.
De volgende kwarteeuw was voor hem een periode van extreem muzikaal isolement, maar stelde hem wel in staat heel wat van die pianola études die het belangrijkste deel van zijn oeuvre vormen te fabriceren. De eerste stap richting bredere erkenning was een opname van Amerikaanse Columbia met twaalf van die studies, maar eigenlijk pas in 1977 toen de eerste reeks werd gepubliceerd en werd gevolgd door meer opnamen begonnen Nancarrow en zijn werk algemener bekend te worden.
In1981, nadat zijn roem werkelijk begon te ontluiken, keerde hij voor het eerst na 1947 terug naar de V.S., hoewel pogingen om daar blijvend te gaan wonen afketsten op ontoegeeflijke ambtenarij. Belangrijker was dat de componist een nieuwe generatie van superieure virtuozen trof die was opgewassen tegen de eisen van zijn muziek: Yvar Mikhashoffs orkestratie van een aantal pianolawerken was een pionierdaad en de specialisatie in eigentijdse muziek van bijvoorbeeld pianiste Ursula Oppens en het Arditti strijkkwartet inspireerde Nancarrow tot gebruikmaking van de mogelijkheden van ‘levende’ musici nadat hij die ruim veertig jaar had misacht.
Nancarrows rond de vijftig Studies for player piano kunnen worden beschouwd als een soort Wohltemperiertes Klavier voor het machine tijdperk en ze vormen een heel oorspronkelijk geheel. Waar Bachs encyclopedische opus een grondige studie was in de mogelijkheden van de pianostemming, vormen de studies van Nancarrow een niet minder grondige studie van het ritme en gaan ze tot de grenzen van wat menselijkerwijs nog uitvoerbaar is met gelijktijdige verschillende tempi, en onderzoek naar maximaal haalbare snelheden en het zoeken naar oplossingen voor ingewikkelde constructies.
De eerste stukken die het toegankelijkst zijn, waren danig beïnvloed door de populaire muziek en de jazz, zoals de haast krankzinnig versnelde boogie-woogies uit no. 3 en de razendsnelle flamenco effecten uit nr. 12. De latere studies zo ongeveer vanaf no. 20 zijn abstracter en de ritmische fantasie worden steeds cryptischer zoals in de beruchte no. 40, een canon dis is gebaseerd op de verhouding tussen de irrationele getallen π en ℮.
Het aantal werken van Nancarrow voor normale, levende musici is beperkt, maar zeer de moeite waard. Ze tonen aan dat hij tijdens zijn Mexicaanse ballingschap niet onderdeed voor welke andere Amerikaanse tijdgenoot dan ook. Tot zijn vroege werken behoren een ritmisch gedurfde, jazzy Pianosonatine en een pastoraal Eerste strijkkwartet. Dat zijn de laatste werken voordat hij mechanische muziek ging schrijven. Achteraf is dat erg betreurenswaardig want de weinige late werken die hij voor echte musici schreef, zoals het derde strijkkwartet, het Piece no. 2 voor kamerorkest (1986) en de 3 Canons for Ursula (1988) zijn zeer de moeite waard.
Selectieve discografie
Piece nr. 2 for small orchestra; Tango; Toccata; Trio; Sarabande and scherzo; Studies for Player-Piano (orkestratie Yvar Mikhashoff). Ensemble Modern o.l.v. Ingo Metzmacher. RCA 09026-61180-2. 1992
Strijkkwartet no. 1. Kronos kwartet. Nonesuch 7559-79111-2. 1988
Studies for player piano. Volker Banfield, Ursula Oppens e.a. Wergo WER 6221-2 (4 cd’s). 1974