Componisten portretten

NYMAN

 

NYMAN, MICHAEL (1944 -     ): CONTROVERSIEEL, COMMERCIEEL ECLECTICISME

 

 

 

Aan successen heeft het de Engelse componist Michael Nyman nooit ontbroken, maar hij kreeg wel veel kritiek over zich heen vanwege zijn wel erg handige, commerciële en eclectische manier van werken.

 

Nadat hij aan het begin van de jaren zestig vorige eeuw aan de Londense Royal academy of music ging studeren bij Alan Bush. Aanvankelijk maakte hij deel uit van een groep experimentele Engelse componisten die waren beïnvloed door Cage en die wenste te ontsnappen aan het keurslijf van het serialisme om zich vervolgens te richten op een pluralistischer, bijna anarchistische manier van werken.

 

Aanvankelijk toonde hij groot enthousiasme voor het werk van Sjostakovitsj en voor de postseriële werken van Birtwistle. Maar en aan het King’s College bij Thurston Dart specialiseerde hij zich daarna als musicoloog ook in de zeventiende eeuwse muziek en publiceerde in 1974 het interessante boek Experimental music: Cage and beyond. Hij liet het componeren voor wat het was en concentreerde zich op muziekwetenschap, verzorgde nieuwe uitgaven van het werk van Purcell en Händel; verder reisde hij naar Roemenië om daar de volksmuziek te bestuderen.

 

Al in de late jaren 1960 was hij bovendien criticus geworden van de Spectator, een blad waarin hij zowel Stockhausen als The Beatles verdedigde. In een recensie voor dat blad gebruikte hij ook voor het eerst de (aan de beeldende kunst ontleende) uitdrukking ‘minimalisme’ voor de muziek van Steve Reich en Philip Glass. In 1968 maakte een radio uitzending van BBC van Reichs Come out dat hij opnieuw geïnteresseerd raakte in het componeren. Kort daarop begon hij enthousiasme te tonen voor de meer melodische richting van de Amerikaanse muziek.

 

Nymans definitieve doorbraak als componist kwam dankzij Harrison Birtwistle; hij had al het libretto geleverd voor diens opera Down by the greenwood side (1968) en in 1977 vroeg Birtwistle die intussen artistiek directeur van het National Theatre was geworden, of Nyman muziek wilde schrijven voor een nieuwe opvoering van Goldoni’s Il campiello. Nyman verzamelde de luidste band die hij kon mobiliseren met banjo, sopraan saxofoon naast de rebeke, natuurtrombones, schalmeien en zijn eigen stampende piano. De klanken die dat groepje ontwikkelde, spraken hem dusdanig aan dat hij de club in stand hield, eerst als Campiello band, daarna als de Michael Nyman band. Maar zo’n ensemble had natuurlijk aangepaste, speelklare muziek nodig en daarvoor zorgde Nyman om te beginnen zelf.

 

In die periode schreef hij ook de muziek bij 1-100, een film van Peter Greenaway met wie hij verder regelmatig samenwerkte. Hij leverde simpelweg muziek waar de regisseur naar eigen believen en eigen filmische prioriteiten een soundtrack van kon samenstellen. De muziek sloot naadloos aan bij Greenaway’s esoterische en telkens naar zichzelf verwijzende beelden dat het intussen onmogelijk lijkt om films als The draughtsman’s contract (1982) en The cook, the thief, his wife and her lover (1989) te zien zonder meteen aandachtig naar Nymans muziek te luisteren (een zekere H. Purcell wordt vermeld als ‘muziekconsulent’ voor eerstgenoemde film). Maar tenslotte werd de samenwerking beëindigd tengevolge van een conflict.

 

Toen Greenaway een beroep deed op Nyman in verband met de intrige van The draughtsman had hij in gedachten om uitgaande van een zeventiende eeuwse tekenaar/ontwerper die twaalf tekeningen van Engelse landhuizen maakte eerst de muziek te laten schrijven door Nyman om daar vervolgens zelf een film omheen te creëren. Het resulterende drama was even hard en meedogenloos, maar ook even complex, amoreel en harteloos als de maatschappij destijds. Nymans muziek werd zeer bewonderd vanwege het gebruik van een soort moderne basso continuo en aan Purcell ontleende chaconnes, in samenhang met de cyclische harmonieën van het minimalisme. Zo is ‘Chasing sheep is best left to shepherds’ een dynamische cocktail van felle fanfares en pittige inbreng van de houtblazers, terwijl in ‘The disposition of the linen’ gebruik wordt gemaakt van eenvoudige, herhaalde motieven die laag op laag worden aangebracht begeleid door staccato figuurtjes van de blazers.

 

Populair werden daarna ook, Prospero’s books (1991) en The piano (1993). Nyman speelde heel handig en commercieel in op het grote internationale succes van Jane Campions film The piano die werd bekroond met een Oscar en bewerkte zijn soundtrack tot een concertwerk dat ruim een half uur vergt, feitelijk eendelig is maar wel in vier gedeelten uiteenvalt. De Schotse volksliedjes die de kern van deze muziek vormen, zorgen voor een sfeer van verlangen; de muziek herinnert in de verte aan de filmmuziek van Rózsa. Maar het idioom dat Nyman eveneens in andere filmmuzieken toepaste heeft ook veel ontleend aan het al genoemde minimalisme.

 

Tot de ongewoonste werken van Nyman behoort The commisar vanishes, een audio-visueel stuk dat hij samen met David King en Chris Kondek ontwikkelde en dat in december 1999 in het Londense Barbican Centre ten doop werd gehouden. De muziek ontstond echter al tien jaar eerder, toen nog onder de titel The fall of Icarus, een soort ballet met regie en choreografie van Frédéric Flamand.

 

In 2000 organiseerde de British Council als interessant experiment een tour door India waarin Viram Jesani, een beroemde sitarspeler en hoofd van het Aziatische Music Circuit als gids optrad. Men wilde Nyman vertrouwd maken met de natuurlijke habitat van de Indiase muziek en met Indiase musici in de hoop op een nuttige samenwerking

 

Maar het duurde al met al wel zowat vijfentwintig jaar voordat Nyman zich vanuit zijn werk als avant-garde filmmuziek componist ontwikkelde tot een vertegenwoordiger van de muzikale hoofdstroom. In 1992 kreeg Nyman de opdracht van de organisatie van de Expo in Sevilla om een soort multicultureel werk te leveren. Dat werd The upside-down violin waarin Nymans band samenwerkte met een bekend Marokkaans ensemble.

 

MGV (1993) is weer op een heel andere manier bijzonder van aard, eerder een soort Pacific 231 (Honegger) van de jaren negentig vorige eeuw. Het werk werd geschreven ter gelegenheid van de opening van de noordtak van de Franse TGV tussen Parijs en Lille; het is vrij abstract van aard, maar heeft wel veel vaart, pittige syncopen en voortstuwende ritmen. Nymans elektronisch versterkte band wordt als een ripieno tegenover het orkest geplaatst waardoor een moderne soort concerto grosso vorm ontstaat.

 

Op kamermuziekgebied trekt Nyman vooral de aandacht met strijkkwartetten. In 1989 verzorgde Nyman muziek bij Angnieszka Potrowski’s TV documentaire over de nasleep van de Armeense aardbeving – een veel emotioneler manier van filmen dan het koel afstandelijk cerebrale werk van Greenaway – en daaruit resulteerde het fraaie koorwerk Out of the ruins (1989) op tekst van Narekatsi (naar het boek der jammerklachten). Later dat jaar, na de Roemeense revolutie, besloot de componist dat werk te gebruiken als basis van zijn derde strijkkwartet door volksmelodieën te weven rond een uit het koorwerk afgeleid kader. Het eigene bestaat opnieuw uit veel herhalingen en krachtige ritmen, maar heeft ook een duidelijk elegisch karakter dat ongewoon is voor deze componist.

 

Het tweede strijkkwartet werd in 1988 geschreven voor Shobana Jeyasinghs dansstuk Miniatures en het heeft een uitgesproken Nymanesk karakter zonder de eigenschappen van de Zuid Indiase dans te verloochenen. In het eerste kwartet, dat door het Arditti kwartet werd besteld in 1985, is sprake van een goed uitkomende fusie tussen materiaal dat is ontleend aan het tweede strijkkwartet van Schönberg en zeventiende eeuws materiaal van John Bull, met name diens variaties op het toen populaire liedje Walsingham.

 

Het vierde kwartet (1995) is afgeleid van een stuk met de titel Yamamoto perpetuo voor een modeshow van de Japanner Yohji Yamamoto in Parijs en van materiaal uit Christopher Hamptons film Carrington plus een Schotse melodie die niet voor The piano werd gebruikt.

 

De titel Three quartets is enigszins misleidend. Het werk uit 1994 ontleent zijn titel aan het feit dat het inderdaad is geschreven voor drie kwartetten: een strijkkwartet, een saxofoonkwartet en een koperkwartet. Het resultaat is best interessant dankzij alle contrasterende en caleidoscopische effecten van deze frenetieke muziek.

 

Maar Nyman schreef intussen ook vijf opera’s, waaronder The man who mistook his wife for a hat (1986) die nagenoeg onbekend zijn gebleven.

 

Door zijn doen (en laten?) heeft hij zich echter wel buiten het gevestigde muzikale establishment geplaatst en wordt hij vrij scheef aangekeken. Kenmerkend voor zijn latere stijl zijn het gebruik van de variatie- en modulaire vorm, lyrische vocale melodieën boven rusteloos herhaalde frasen en ook herhaalde ritmische blokken. In zijn muziek tracht hij bij voorkeur de kloof tussen de populaire cultuur en de ‘serieuze’ muziek te overbruggen.

 

 

 

Selectieve discografie

 

The draughtsman’s contract. Michael Nyman band. Virgin CDV 2774.

 

The upside-down violin; Water dances; Queen of the night; Bird list; In re Don Giovanni; The piano suite. Michael Nyman band en Orquestra Andaluzi de Telouan. Virgin CDVE 924.

 

Pianoconcert; MGV ‘Musique à grande vitesse. Kathryn Stott met het Liverpool filharmonisch orkest c.q. de Michael Nyman band o.l.v. Michael Nyman. Argo 443.382-2.

 

Strijkkwartetten nr. 1-3. Balanescu kwartet. Argo 433.093-2.

 

Strijkkwartet nr. 4; Three quartets. Camilli kwartet en Michael Nyman band. EMI 556.574-2.