OBRECHT, JACOB (1457 – 1505): MEER DAN EEN STRAATNAAM
Jacob Obrecht was een van de belangrijkste meesters uit de vijftiende eeuw en daarmee een schakel tussen Ockeghem en Josquin. Over zijn leven van de tijdgenoot van Erasmus is niet zoveel bekend. Enige nationale trots is best gerechtvaardigd want hij was een van de weinige ‘echt’ Nederlandse muzikale grootheden tijdens de Renaissance.
Geboren werd hij in Bergen op Zoom (volgens sommige bronnen rond 1450, volgens andere definitief in 1457). Over zijn jeugd is weinig bekend; zijn naam duikt voor het eerst op in 1476 als ‘zangmeester’ in Utrecht. In 1480 wordt hij tot priester gewijd. Evenals zijn vader schijnt Jacob Obrecht een zwerversnatuur te hebben gehad. Jij was in talloze plaatsen werkzaam als koordirigent: Bergen op Zoom (1479), Kamerijk (1484), Brugge (1485), Ferrara (studiereis in 1487/8), Antwerpen (1487), opnieuw Brugge (1498) en Antwerpen (1501). Ook in Cambrai moet hij werkzaam zijn geweest
Dan volgt een lange reis door Duitsland die opnieuw in 1504 in het Italiaanse Ferrara waar hij in dienst zou treden van de hertogelijke kapel maar eindigt in 1505 als hij daar tijdens de pestepidemie sterft.
Men is ervan overtuigd dat veel werk van Obrecht verloren is gegaan. Het manuscript van de Missa ‘Caput’ restte aan het hof in Ferrara, maar dateert mogelijk al van veel vroeger uit de tijd in Brugge. Bewaard zijn als geheel toch nog negenentwintig missen, evenals achtentwintig motetten en nog eens ongeveer dertig wereldlijke werken, voornamelijk chansons. Al die composities worden gekenmerkt door een grote esprit en een frisse originaliteit.
Ook de meeste missen van Obrecht zijn gebouwd om een cantus firmus van wereldlijke of geestelijke oorsprong, maar hij gebruikt zijn thema’s steeds op een andere wijze. De ene keer is de complete melodie in ieder misdeel te horen, een andere keer klinkt de eerste frase in het Kyrie, de tweede in het Gloria en zo verder.
De Missa ‘Caput’ is in zoverre heel origineel, dat die cantus firmus in elk deel na het Kyrie in een andere stem optreedt. In het Gloria is dat de discant, in het Credo de tenor, in het Sanctus de alt en in het Agnus Dei de bas. Een dergelijke behandeling is ook in zijn motetten aan te treffen. In de Missa ‘Carminum’ worden liefst ruim twintig wereldlijke melodieën gebruikt.
Selectieve discografie
Laudes Christo; Missa ‘Malheur me bat’. Clerk’s group o.l.v. Edward Wickham. ASV Gaudeamus CDGAU 171. 1994
Missa ‘Caput’; Salve Regina; Venit ad Petrum. Oxford Camerata o.l.v. Jeremy Summerly. Naxos 8.553210. 1995
Motetten. Fretwork. Harmonia Mundi HMU 90.7291. 2000