Componisten portretten

OESTVOLSKAJA

 

GALINA IVANOVA OESTVOLSKAJA (1919 – 2006): VROUW MET DE LITURGISCHE MOKER

 

 

 

De term ‘wereldberoemd in Nederland’ die ooit gold voor Enrico Pace, de Italiaanse eertijdse winnaar van een Utrechts Liszt pianoconcours, geldt in haast nog hogere mate voor de vrijwel alleen in Amsterdam en omstreken bekende Russische componiste Galina Oestvolskaja die 24 december op 87-jarige leeftijd in haar woonplaats Sint Petersburg aan een hartaanval overleed.

 

Aan een algemene, bredere onbekendheid in internationale muziekkringen droeg de als een kluizenares in Sint Petersburg levende componiste zelf veel, zo niet alles bij. Niet alleen sloot de schuwe mystica die zo’n totaal ander karakter had dan haar wèl in de openbaarheid tredende landgenote Goebaidoelina zich bewust af van de wereld, haar muziek is in hoge mate weerbarstig en extreem en vertoont een haast even hermetisch gesloten, raadselachtig karakter.

 

Bekend is dat Oestvolskaja van 1937 tot 1939 aan een muziekvakschool in Leningrad studeerde en daarna tot 1947 aan het conservatorium aldaar, waar Sjostakovitsj haar belangrijkste mentor was en haar zelfs ooit vroeg om met hem te trouwen. Achteraf is duidelijk geworden dat hij haar incidenteel in zijn werken citeerde. Invloeden van het Klarinettrio zijn terug te vinden in diens Vijfde strijkkwartet en de Michelangelo suite; het geklop op de vioolkast uit de Vioolsonate keert terug in zijn Dertiende strijkkwartet. Zelf sprak de componiste in weinig vleiende bewoordingen over de veel beroemder componist.

 

Ze voorzag in haar levensonderhoud door les te geven, filmmuziek te componeren en op bestelling van braaf ‘Sovjetrealisme’ getuigende stukken te schrijven voor enthousiaste sportlui en partij pioniers. Haar eigen oeuvre ontstond in het geheim. In de TV documentaire Toonmeesters van Cherry Duins en Reinbert de Leeuw uit 1994 is ze nauwelijks in beeld.

 

Haar verrassend eruptieve werk klonk hier voor het eerst tijdens het Holland Festival 1989 tijdens een Russisch programma toen haar Tweede symfonie met de ondertitel Ware, eeuwige genade door het Schönberg ensemble onder Reinbert de Leeuw tot uitvoering kwam. Dat was schrikken van zware mokerslagen als uit Mahlers Zesde, maar nu geïsoleerd en uitgevoerd op trommen en piano, begeleid door acht duister grommende contrabassen en slechts terloops optredende melodieflarden van hobo’s, hoorns en tuba’s. Opgenomen is dat werk helaas nooit. Nog meer zware klappen deelde de componiste uit in Compositie nr. 2 met de ondertitel ‘Dies irae’ (1972/3) voor 8 contrabassen, kist en piano. Obsessieve muziek gebaseerd op dreunende akkoordclusters.

 

Geen wonder dat het stuk met vele andere tijdens het strenge artistieke regime in de Sovjet Unie geen kans op uitvoering maakte en jaren in een lade thuis sluimerde en hooguit bekend was binnen een klein sektarisch groepje kennissen. Van opnamen kon dus ook geen sprake zijn, al bood Megadisc achteraf een unieke opname met violist Oleg Stolpner pianist Oleg Malov van het Duet voor viool en piano uit 1964 en het aan Rostropovitsj opgedragen Grand duet voor cello en piano uit 1959 met een onbekende cellist aan (Megadisc MDC 7863). Met pianist Alexander Loebimov nam Rostropovitsj dat werk trouwens veel later, in 1996 op, maar het bevindt zich alleen onhandig in een album van 13 cd’s (EMI 572.016-2). Ook wijdde Malov zich aan de zes pianosonates (MDC 7876). Verder circuleerde er een Melodyia opname (74321-49956-2) uit 1985 ook met dat Grand duet, het Octet voor 4 violen, 2 hobo’s, cello en slagwerk (1950), het Concert voor piano, strijkers en pauken (1946) van het Leningrads kamerorkest en de Derde pianosonate (1952) als enige opname van vroeg werk van deze componiste.

 

In 1995 was Oestvolskaja verrassend en vrij anoniem even in Nederland toen het Concertgebouworkest onder leiding van Valery Gergiev haar Derde symfonie met de ondertitel ‘Jezus, messias, red ons’ uitvoerde. Een jaar later dirigeerde Mstislav Rostropovitsj het Amsterdamse orkest  in een vertolking van de Tweede symfonie ‘Ware, eeuwige genade’. De diverse liturgische titels kunnen gemakkelijk misverstanden oproepen, want de betreffende muziek heeft een allesbehalve liturgisch karakter. Met deze werken doorbrak ze bovendien de scheidslijnen tussen het symfonische- en kamermuzikale genre: “symfonieën” maakten plaats voor “composities” en vice versa. Nadere toelichtingen en verklaringen van Oestvolskaja over haar eigen werk ontbreken, zodat het gissen blijft. Tenzij ooit in haar woning nog schriftelijk vastgelegde nadere gegevens opduiken. Ze blijft een raadselachtige, unieke verschijning in de twintigste eeuwse muziekwereld. De felle klappen die ze liturgisch gemotiveerd in haar werk telkens weer uitdeelt, hebben iets van zelfkastijding.

 

De beste vertolkingen van de muziek van Oestvolskaja moeten getuigen van een fanatieke intensiteit die een sine qua non is voor haar bijzondere manier van getourmenteerde communicatie. Vooral het Schönberg ensemble en pianist Hinterhäuser lukt dat prachtig.

 

Het Concert voor piano, strijkers en pauken uit 1946 dat ontstond toen de componiste nog deel uitmaakte van de compositieklas van Sjostakovitsj in Leningrad ademt al iets van de latere frisson. Geen wonder dat het werk meteen werd verboden en pas in 1969 in première ging.

 

Tegen 1950 schreef Oestvolskaja al het soort van kale structuren waarin Sjostakovitsj iets van zichzelf herkende. Het Octet is daarvan een mooi voorbeeld met zijn angstaanjagende percussieve klappen in de climaxen. De ascetisch gepassioneerde toon die ze aanslaat in opnieuw heel bijzonder in de Vioolsonate en het Klarinettrio. Bewust lijkt ze omgekeerd invloeden van Sjostakovitsj hier op afstand te houden.

 

Goed uitgevoerd neemt een indrukwekkend werk als het Grand duet het karakter aan van een symfonie voor cello en piano.

 

Vooral in de ascetische Derde pianosonate schuilen ascetische mysteries en een duistere intensiteit. De Vierde daarentegen klinkt vol gedempte intimiteit, de Vijfde is weinig meer dan de som der delen, maar de apocalyptische Zesde is weer een indrukwekkend stuk.

 

 

 

Discografie

 

Symfonie nr. 3 Jezus Messias, red ons! (1993, tekst Contractus).  Valery Sjertsjanoi met het Sinfonie Orchester des Bayerischen Rundfunks o.l.v. Markus Stenz. Col Legno WWE 20083.

 

Symfonie nr. 4 Gebed  voor mezzo sopraan, trompet, piano en tam-tam (1985/7). Barton Workshop. Etcetera KTC 1170.

 

Concert voor piano, strijkers en pauken (1946). Alexei Loebimov met de Kammerphilharmonie Bremen o.l.v. Heinrich Schiff. Warner Classics 2564.60491-2.

 

Compositie nr. 1 Dona nobis pacem voor piccolo, tuba en piano (1970/1), Compositie nr. 2 Dies irae voor 8 contrabassen, blok en piano (1972/3), Compositie nr. 3 Benedictus qui venit voor 4 fluiten, 4 fagotten en piano (1974/5). Schönberg ensemble o.l.v. Reinbert de Leeuw. Philips 442.532-2.

 

Grand duet voor cello en piano. Barton Workshop. Etcetera KTC 1170.

 

Trio voor viool, clarinet en piano (1949); Vioolsonate (1952). Kirill Rybakov (kl), Alexander Trostianansky (v) en Alexei Loebimov (p). ECM 476.3108.

 

Trio voor viool, klarinet en piano (1949). Barton Workshop. Etcetera KTC 1170.

 

De 6 pianosonates (1947-1988). Markus Hinterhäuser. Col Legno WWE 20019.