Componisten portretten

PACINI

 

PACINI, GIOVANNI (1796 – 1867): 90 OPERA’S NAAR ‘T MODEL VAN ROSSINI

 

 

 

Pacini studeerde zang bij Marchesi in Bologna, maar wijdde zich vervolgens aan compositie. Tussen 1813 en 1867 schreef hij bijna negentig opera’s, aanvankelijk volgens het model van Rossini en later, na contacten met Bellini, met meer aandacht voor de harmoniek en de instrumentale kleuren. Hij was een groot melodicus en benutte die gave om grote verscheidenheid aan te brengen in de caballetta’s; in de begeleidingen en de ensembles is hij minder overtuigend.

 

Onder de vroege werken waren vooral Alessandro nelle Indie (1824), L’ultimo giorno di Pompeï (1825), Gli arabi nelle Gallie (1827) en Ivanhoe (1832) succesvol. In 1833 maakte de concurrentie van Bellini en Donizetti dat Pacini zich vijf jaar terugtrok uit de wereld van het muziektheater en een muziekschool stichtte thuis in Viareggio. Hij schreef wel gewijde werken voor de hertogelijke kapel in Lucca waarvan hij sinds 1837 directeur was.

 

Maar met zijn opnieuw heel succesvolle opera Saffo (1840) begon hij op hoger, beter niveau opnieuw opera’s te componeren met onder meer  La fidanzata corsa (1842) en Maria, regina d’Inghilterra en Medea (1843) als laatste meesterwerken. Hoewel Paccini’s succes en reputatie buiten Italië beperkt zijn en zijn werk zwakke plekken had, lag dat voornamelijk aan de omstandigheden waaronder hij werkte en aan de enorme concurrentie waaraan hij blootstond. Niettemin schonk hij een halve eeuw lang een groot publiek veel voldoening.

 

 

 

Selectieve discografie

 

Maria, regina d’Inghilterra.  Nelly Malicious, Bruce Ford, José Faddish, Mary Plazas, Alastair Miles, Susan Beckley, Benjamin Bland met hat G. Mitchell koori en hat Philharmonia orkest o.l.v. David Parry. Opera Rare ORC 15 (3 cd’s).