Componisten portretten

PARRY

 

PARRY, HUBERT (1848 – 1918): DE MAN VAN HET JERUSALEM

 

 

 

Wereldberoemd in Engeland en daar vooral en haast uitsluitend bekend vanwege zijn Jerusalem dat net als Elgars Land of hope and glory tijdens de donkerste periode van de Eerste Wereldoorlog werd geschreven en een soort tweede volkslied werd. Iemand als Vaughan Williams oordeelde heel positief over hem: “Als leerlingen van Parry hebben van hem de grote Engelse koortraditie geërfd die begon bij Tallis en werd doorgegeven aan Byrd, die van Byrd overging op Gibbons, van Gibbons op Purcell, van Purcell naar Battishall en  Greene en van hen op hun beurt via de Wesleys naar Parry. Hij heeft de toorts aan ons doorgegeven en het is onze plicht die brandende te houden.”

 

Als componist, musicoloog en docent (Parry werd directeur van het Londense Royal College of music) oefende Parry een vitaliserende invloed uit in het Britse muziekleven dat haar destijds ook dringend behoefte aan had. Parry studeerde in Oxford, tegelijk met Schumanns vriend Sterndale-Bennett, maar ik 1871 gaf hij de muziekstudie op om zich aan zakelijke belangen te wijden. Na drie jaar keerde hij terug naar de muziek en na pianolessen van Dannreuther (die bevriend was met Tschaikovsky en Wagner) leverde hij in 1880 zijn eerste pianoconcert af.

 

Maar het was de première van zijn cantate Blest pair of sirens zeven jaar later die zijn reputatie als een van Engelands belangrijkste componisten toen vestigde. Hij grote voorliefde voor het werk van Wagner en zijn vertrouwdheid met de traditie van de Britse geestelijke muziek zorgden in combinatie dat hij vorm gaf aan een uitgesproken romantische eigen geluid dat het duidelijkst doorklinkt in zijn vocale werken, met name in zijn koormuziek. Veel daarvan werd voor de vele Engelse koorfestivals geschreven. Met al zijn werk in dat koorgenre van lofzangen zorgde hij haast voor teveel van het goede. Het deed zijn reputatie ook niet echt goed. Maar op zijn best is Parry’s muziek melodieus en een genietbare mengeling van Edwardiaanse grandeur en heel oorspronkelijke polyfonie.

 

Parry was weliswaar een overtuigde agnosticus maar hij schreef toch prachtige gewijde koormuziek. Afgezien van het bekende gezang Jerusalem en de kroningshymne I was glad is de cantate Blest pair of sirens (1887) zijn bekendste koorwerk. Het gaat hier om een tamelijk bombastische toonzetting voor achtstemmig koor van Miltons At a solemn music maar is ondanks alles een fraai melodieus werk.

 

Belangrijker is in feite de intens dramatische cantate The soul’s ransom (a psalm for the poor) die zijn eerste uitvoering beleefde tijdens het drie koren festival in 1906 en daarna pas weer in 1986 werd opgegraven. De tekst was door de componist samengesteld uit zorgvuldig gekozen Bijbelfragmenten, eindigend met een paar gedichten van hemzelf. De opzet was om aan de lijdende mens hemelse harmonie en troost te verstrekken.

 

Maar Parry schreef ook heel wat wereldse koorwerken, waaronder The lotos eaters (1892), een lyrisch werk voor sopraan, koor en orkest op basis van de ‘Choric song’ uit Tennysons gelijknamige gedicht.

 

Toen Elgars eerste symfonie in 1908 voor het eerst werd uitgevoerd, werd die begroet als de “eerste” van een Engelse ooit in dit genre. Maar die eer komt feitelijk toe aan Parry’s eerste symfonie uit 1882. Best een bijzonder werk vol blijken van jeugdig enthousiasme en vol bekoorlijke, eenvoudige melodieën die enigszins aan Mendelssohn herinneren. Daarna schreef Parry nog vier symfonieën (ze zijn alle door Bamert op Chandos vastgelegd voor geïnteresseerden) en de beste daarvan is nummer 5 die voor het eerst in 1912 klonk.. Dit is een blijk van vurige romantiek enigszins in de geest van Brahms.

 

De ondertitels van de delen (‘Stress’, ‘Love’, ‘Play’ en ‘Now’) suggereren iets van een muzikale verkenning van de condition humaine. Als geheel bereikt Parry in zijn symfonieën niet de jubelende hoogten van Elgars symfonieën, noch de humanistische ernst van Vaughan Williams’ later ontstane symfonieën, maar ze zijn zeker het aanhoren waard.

 

Tot zijn betere, overige orkestwerken behoren de dramatische Symphonic variations uit 1897 en de ontroerende Elegy for Brahms uit datzelfde jaar die echter pas postuum in 1918 zijn première had. Verder schreef Parry op kamermuziekgebied onder meer een nonet, een pianokwartet, een stel pianotrio’s, vioolsonates en een cellosonate plus de nodige pianowerken, orgelwerken en liederen.

 

 

 

Selectieve discografie

 

Symfonie nr. 5; Symfonische variaties; Elegie voor Brahms; Blest pair of sirens.  Londens filharmonisch orkest o.l.v. Adrian Boult. EMI 565.107-2.

 

Complete orgelwerken. James Lancelot. Priory PRCD 682 AB.

 

Liederen. Robert Tear en Philip Ledger. Belart 461.493-2.

 

I was glad when they said unto me; Evening service in D; Songs of farewell; Hear my words, ye people; Jerusalem. Solisten, koor van St. George kapel Windsor, Roger Judd (orgel). Hyperion CDA 66273.

 

The soul’s ransom; The lotos eaters. Jones, David Wilson Johnson en het Londens filharmonisch koor en –orkest o.l.v. Matthias Bamert. Chandos CHAN 8990