PEROTINUS, MAGISTER (ca. 1160 – 1225): EEN DER EERSTE POLYFONICI
De eerste componisten van polyfone muziek die met naam en toenaam bekend zijn, kennen we als Leoninus (ca. 1159 – 1201) en Perotinus. Beiden behoren tot een bloeiende cultuurperiode uit het Parijs van de laat twaalfde eeuw. Over hun leven is nauwelijks wat bekend en de schaarse informatie die ter beschikking staat, komt uit de geschriften van een Engelse monnik die bekend staat als Anonymus 4 en die een poosje aan de universiteit in Parijs studeerde.
Beide componisten hadden mogelijk wat te maken met de Notie Dame kathedraal maar de theorie dat Perotinus les had van Leoninus en hem opvolgde als koorleider in die kerk staat intussen op heel losse schroeven. Aannemende dat de beweringen van Anonymus 4 kloppen, dan componeerde Leoninus betrekkelijk simpele tweestemmige muziek, terwijl Perotinus drie- en soms zelfs vierstemmig schreef. Hij schiep daarmee een ietwat merkwaardige, doch uiterst dwingende muziek waarvan de harmonische duidelijkheid vrolijk wordt gedragen door ritmische souplesse.
Tot de tijd van Perotinus was de dominante muzikale vorm van de Christelijke kerk het eenstemmige gezang geweest, maar een enkele keer was in de negende eeuw een tweede stem toegevoegd met een onafhankelijke melodielijn. Dat was het feitelijke begin van de meerstemmigheid. Aan het begin was dat vrij simpel van aard: de toegevoegde melodielijn bewoog parallel aan de eenstemmige melodie, meestal met een vast interval daaronder. Die eenstemmige melodie heette de cantus firmus, de stem die hem zong was de vox principalis en de toegevoegde stem de vox originalis. Die eenvoudige polyfonievorm werd organum genoemd en werd gebruikt als een incidentele, sierlijke toevoeging aan het liturgische Gregoriaans en niet als vervanging daarvan.
De parallelle verdubbeling van een vast omlijnde melodie kende duidelijke beperkingen en er was dus ruimte voor een vrijere afwikkeling. Eén belangrijke verandering hield in dat de vox originalis in plaats van noot voor noot de cantus firmus te volgen nu boven die cantus firmus werd geplaatst en zo in melodisch opzicht dominant werd en ritmisch onafhankelijk door wel twintig noten tegen eentje in de lagere partij te gebruiken.
De stem die de cantus firmus zong werd tenor genoemd (van het Latijnse ‘vasthouden’) omdat het Gregoriaans werd opgerekt om de sierfrasen daarboven ruimte te geven. Deze stijl werd het bloemrijke of melismatische organum genoemd en bestond naast de oudere noot voor noot stijl die bekend werd als diskant.
Het belangrijkste document op het gebied van de vroege polyfonie is het Magnus liber organi (het grote boek van het organum). Waarschijnlijk werd het speciaal voor de Notre Dame geschreven; het bevat Gregoriaanse en polyfone muziek en is het eerste voorbeeld van een nauwkeurige ritmische notatie.
Volgens Anonymus 4 werd een eerste verzameling aangelegd door Leoninus voordat “de grote Perotinus de redactie er hand nam”. Dit hield waarschijnlijk in dat Perotinus veel van het bestaande materiaal het een herzag, verlevendigde, moderniseerde en dat hij heel wat eigen werk toevoegde. In werkelijkheid droegen waarschijnlijk heel wat componisten hun steentje bij, al is het goed mogelijk bepaalde stukken nog toe te schrijven aan Leoninus met zijn oudere, rapsodische, melismatische organum stijl en Perotinus met zijn nieuwere, gedisciplineerder en ritmisch helderder stijl van het nieuwe organum met unisono, octaven, kwarten en kwinten als interval.
Twee van Perotinus’ treffendste bijdragen zijn het buitengewoon mooie Viderunt omnes en Sederunt principes; het zijn de eerste voorbeelden van vierstemmige Westerse muziek. Beide bevatten verrassend dansante ritmen in de hogere stemmen wie hun weg kronkelend vinden rond een uitgerekte cantus firmus melodie en die elkaars echo vormen waardoor een prachtig, zwierig kaleidoscopisch effect ontstaat.
Selectieve discografie
Gedeelten uit het Magnus liber organi. Hilliard ensemble o.l.v. Paul Hillier. ECM 837.751-2. 1989
Gedeelten uit het Magnus liber organi. Russell Oberlin, Charles Bressler, Donald Perry en Seymour Barab. Lyrichord LEMS 8002. 1958
Gedeelten uit het Magnus liber organi. Theater of voices o.l.v. Paul Hillier. Harmonia Mundi HMU 90.7157. 1995
The mystery of Notre Dame. Orlando Consort. Archiv 452.487-2. 1996