Componisten portretten

PUCCINI

PUCCINI, GIACOMO (1858 – 1924): VERIST TEN VOETEN UIT 

22 December 2008 is het honderdvijftig jaar geleden dat Puccini in Lucca werd geboren. Een feit dat natuurlijk wereldwijd door operaliefhebbers wordt gevierd. Voor degenen die vooral afhankelijk zijn van muziekconserven is het een goede gelegenheid om eens een inventaris en balans op te maken. 

Algemeen

De trias van Puccini’s beste opera’s (La Bohème, Tosca en Madama Butterfly) die in de loop der tijd evenzeer is aangevallen als onveranderbaar in de gunst van het publiek staat zou des te meer aanleiding kunnen zijn om de als gevolg van hun wereldsucces op gepaste wijze nogmaals grondig opnieuw te beoordelen, maar daarvoor is het hier nauwelijks de plaats.

De knappe manier waarop deze componist afgekorte melodische lijnen in de zang- en orkeststemmen weet te construeren om die vervolgens harmonisch te paralleliseren treft telkens weer. Waarschijnlijk lagen hier mede pragmatische gedachten aan ten grondslag, bijvoorbeeld om zijn werk buiten Italië makkelijker ingang te doen vinden en – zeker in zijn latere werken – zijn muziek een plaatsje te geven tussen Debussy en de vroege Stravinsky. In dit verband is het ook de moeite waard om eens nader te letten op het gebruik van exotische en bijzonder coloristische klankkleureffecten binnen het verloop van de handeling (inclusief lydische en bitonale elementen) en dan met name in zijn meest complexe werk, Turandot. Maar ook op zijn urbane gevoel voor triviaal realisme en fin de siècle onderwerpen.

Dat alles laat zijn opera’s haast minder als terrein voor vocaal exhibitionistische als voor eerder bijzondere zorg van de dirigent schijnen. Soms wordt die gedachte ook door opnamen bevestigd. Neem bijvoorbeeld drie oude opnamen van La Bohème. Toscanini vlakte niets af van de erotische hysterie van de gelieven, Karajan dompelde die in welluidende sensualiteit en Beecham lukte het de ideale verbinding tussen die uitersten te leggen.Van Wagners muziek is wel gezegd dat deze beter is dan hij klinkt. Omgekeerd klinkt de muziek van Puccini meestal beter dan hij is. Puccini toonde altijd veel gevoel voor melodrama en beschikte over alle talenten om dat doel te bereiken. Vooral in de vorm van een uitgekookt theatraal gevoel en een verbluffende gave om pakkende melodieën te schrijven. Zijn bijna-genie voor dergelijke emotionele chantage nestelde zich al gauw in de handigste technieken waaraan hij stevig vasthield vanaf zijn derde opera Manon Lescaut tot aan zijn laatste, niet helemaal afgemaakte Turandot.

Daartussenin ontwikkelde zijn stijl zich echter maar nauwelijks.Vaak werd hij beschuldigd van decadentie en die klacht is zeker ook nu nog niet geheel verstomd, maar beoordeeld naar de kassagegevens in Puccini de succesvolste twintigste eeuwse componist. 

Levensloop en werken

Puccini werd in Lucca geboren als vijfde in een lange generatie van Italiaanse kerkmusici en werd zelf aanvankelijk ook kerkorganist. Zijn eerste muzieklessen kreeg hij van zijn oom Fortunato Magi en van de directeur van het Istituto musicale Pacini, Carlo Angeloni. Als veertienjarige werd hij organist van de San Martini en San Michele en enkele andere kerken in Lucca. Pas in 1880 ging hij met een studiebeurs en financiële ondersteuning van een oom naar het conservatorium in Milaan nadat toen hij na Verdi’s Aida te hebben gezien had besloten ook een loopbaan als componist te willen beginnen. Daar nam hij les bij Bazzini en Amilcare Ponchielli die logisch genoeg de jonge Puccini verder de operakant opstuurde.

Met aanmoediging van Ponchielli deed hij in 1883 met de eenakter Le Vili mee aan een operaconcours in Sonzogno. Hoewel hij geen succes had met dat werk, kreeg hij zo wel contact met de muziekuitgever Giulio Ricordi die het werk publiceerde en zorgde voor een toen wel succesvolle opvoering in het Teatro del Verme in Milaan; Ricordi bestelde een tweede opera. Maar het libretto van Fontana naar Muset voor Edgar paste niet zo goed bij Puccini’s dramatische talenten. De opera ging in april 1889 in première in La Scala in Milaan, maar werd opnieuw koel ontvangen. Het werk zette wel een zegel op Puccini’s vrijwel levenslange band met het huis Ricordi.In 1893 schreef hij zijn eerste meesterwerk, Manon Lescaut, voor de opera in Turijn; een verismo opera die zich kon meten met gelijksoortige werken van Mascagni en Leoncavallo. Het werk was deels geïnspireerd door Massenets even vurige interpretatie van het toneelstuk van Prévost. Puccini maakte gebruik van de diensten van liefst vijf librettisten (waaronder Leoncavallo, Luigi Illica en Giuseppe Giacosa, die de libretti leverde voor Puccini’s volgende drie opera’s) en inspireerde George Bernard Shaw in zijn tijd als Engels criticus tot de vaststelling dat Puccini de ware erfgenaam van Verdi was.

Frappant genoeg werd de volgende opera van Puccini niet even enthousiast ontvangen. Onbegrijpelijk, want het ging om de nu overpopulaire La bohème, een werk dat bij de première in Turijn in 1896 lauw werd ontvangen, waarschijnlijk omdat men vond dat de mengeling van het luchthartige en het sentimentele, geuit in een overwegende conversatiemanier niet goed aansloeg. Maar een jaar later begon deze opera zijn zegetocht als populairste opera ooit als een nieuw verismo stuk. Het werk vestigde Puccini’s reputatie als de beste componist voor de menselijke stem in Italië en die reputatie werd na de première van Tosca in 1900 in het Teatro Costanzi in Rome alleen nog maar groter. Hiermee toonde Puccini zich een ware verismo componist.

Later dat jaar bezocht Puccini Londen waar hij de éénacter Madam Butterfly van David Belasco zag. Dat werk koos hij met Belasco als librettist als gegeven voor zijn volgende dus gelijknamige opera die hij beschouwde als zijn beste, in technisch opzicht meest geavanceerde opera tot dan toe. Hij was niet voorbereid voor het fiasco van de eerste opvoering in februari 1904 toen het publiek in La Scala tot vijandigheid en zelfs een waar pandemonium werd opgezweept door de jaloerse rivalen van de componist.

Hij trok het werk terug en regelde een tweede première drie maanden later in mei in Brescia. Die was ineens wel bijzonder succesvol.Intussen was Puccini getrouwd met Elvira Gemignani, de weduwe van een koopman uit Lucca; zij had hem al in 1896 een zoon geschonken. De familie woonde tot 1921 in het huis in Torre del Lago dat Puccini in 1891 had gekocht. In 1909 was er een schandaal rond de familie toen een dienstmeisje dat door Elvira was beschuldigd van een intieme relatie met haar man zelfmoord pleegde. In een rechtszaak werd Puccini onschuldig verklaard, maar de publiciteit rond deze affaire raakte de componist zeer en vormde de belangrijkste reden voor de lange duur waarin de volgende opera op stapel werd gezet.

Puccini vroeg toen David Belasco om een libretto voor zijn volgende opera: La fanciulla del west, gebaseerd op een ander drama van hem. Maar ook al zong Caruso in de eerste opvoering die plaatsvond in de New Yorkse Met in december 1910, werd het stuk  nooit erg populair, mogelijk omdat het geen vlotte meezingaria’s bevat en mogelijk had men moeite met de op Debussy geënte harmonie en de van Strauss afgeleide orkestratie. Hoe dan ook, hiermee toonde de componist wel aan dat hij zichzelf niet in elk werk simpelweg herhaalde. Waaraan het ontbrak was aan de fonkelende frasen en daarom werd het werk buiten Italië nooit bijster populair.

Meningsverschillen met Tito Ricordi die sinds 1912 de uitgeversfirma leidde, waren de oorzaak dat Puccini even zijn heil elders zocht. La Rondine uit 1917 en geschreven als operette opdracht van het Weense Karlstheater werd nooit een wereldsucces na de première in Monte Carlo. Het is een zwak werk. Ook hier ontbreekt het aan pakkende melodieën.

Maar het succes lachte Puccini weer toe met zijn volgende werk, Il trittico dat in de traditie van de Parijse grand guignol bestaat uit drie eenakters: de afschuwelijke thriller Il tabarro, de sentimentele religieuze tragedie Suor Angelica en de komedie of farce Gianni Schicchi. Laatstgenoemd stuk werd niet bij toeval het populairst van de drie en wordt vaak afzonderlijk uitgevoerd.Puccini die eenmaal de zestig was gepasseerd, besloot nog eens nieuwe wegen in te slaan.

Hij deed dat met wat zijn laatste opera zou worden. Turandot naar een toneelstuk van Gozzi voldeed aan die voorwaarde waarbij het fantastisch sprookjesachtige was gecombineerd met personages van vlees en bloed. Maar tijdens het componeren in 1923 in Viareggio kreeg de componist keelkanker. Hij liet zich behandelen in een Brusselse kliniek. Aanvankelijk leek die behandeling succesvol, maar zijn hart verdroeg de vele stress niet en stierf daar 29 november 1924. Na de dood van zijn vrouw in 1930 werd het huis in Torre del Lago een museum.Turandot bleef dus onvoltooid bij zijn dood. Dirigent Toscanini vroeg Franco Alfano echter om het werk af te maken en als zodanig ging het 25 april 1926 voor een enthousiast publiek in Milaan toch in première. In 2001 volgde nog een in sommige opzichten betere voltooiing door Berio.Puccini schreef meer dan alleen opera’s.

Zijn orkestrale-, koor- en instrumentale werken dateren vooral uit zijn jeugdjaren en zijn  met uitzondering van Crisantemi (1890) voor strijkkwartet en/of strijkorkest van weinig belang, al krijgen de Messa di gloria (1880) en het Preludio sinfonico (1876) nog wel eens aandacht.Puccini was ontvankelijk voor een kleverige sentimentaliteit en zijn heldinnen getuigen vaak van een haast sadistisch aandoende vrouwenhaat.

Het zijn vaak hulpeloze, zwakke schepsels die zijn overgeleverd aan harteloze, dominante mannen. Waar hij een uitgesproken verismocomponist was, zijn de handelingen van zijn opera’s vaak absurd of triviaal en zijn heel wat realistische details zoals de kerkklokken in Tosca en de Amerikanismen in La fanciulla del west niet veel meer dan goedkope effecten.

Ook al treffen Puccini’s opera ons nu op minder diverse niveaus dan die van Mozart, Verdi, Wagner of Strauss, op zichzelf beschouwd en als het gaat om uitingen van erotische passie, sensualiteit, teerheid, pathos en wanhoop, kent hij vrijwel zijns gelijke niet. Zijn melodische gaven en harmonische gevoeligheid, zijn grote orkestratievermogen en gevoel voor theater schiepen samen een stijl die volkomen origineel, homogeen en treffend is. Gelukkig was Puccini zich goed bewust van zijn beperkingen en overschreed hij die beperkingen nooit.

Turandot behoort tot de laatste twintigste eeuwse opera’s die regelmatig overal ter wereld een graag gehoor vinden.Voor het grote publiek gaat het er ook vooral om dat Puccini’s twaalf opera’s een schat aan prachtige vocale muziek bevatten waarmee de lijn van het Italiaanse bel canto van Bellini, Donizetti en Verdi tot in de twintigste eeuw werd doorgetrokken.    

De EMI Puccini editiePuttend uit zijn rijk gevulde archieven heeft EMI verdeeld over diverse boxen een Puccini Editie met in totaal 36 cd’s samengesteld. De prijs is aantrekkelijk en men krijgt de beschikking over een aantal topuitvoeringen die dankzij Callas de knagende tand des tijds doorstonden. Eigenlijk draait haast alles om haar met de doos ‘Maria Callas, the studio opnamen’: driemaal Tosca en verder Madama Butterfly, Manon Lescaut, La bohème en Turandot. Plus een dubbel cd Vissi d’ arte een aria die – heel interessant of juist teveel van het goede al naar gelang iemands interesse – liefst zesmaal voorkomt in het totaalpakket.

Nieuwere opnamen met Gheorghiu, Alagna, Domingo en Villazóm ontbreken als ‘Puccini 2008’ niet in het geheel. Maar de Puccinifanaticus die hoopte op een volledige reeks opera’s wacht een teleurstelling, want Le villi is slechts vertegenwoordigd met vijf nummers en Edgar ontbreekt geheel. Eerst dus maar eens controleren in hoeverre de gelukkig gesplitste inhoud aan de behoefte voldoet. Voor beginnende verzamelaars lijken deze uitgaven een goudmijn, verwende, kritische Pucciniliefhebbers zullen beter af zijn met de duurdere elders te sprokkelen losse opnamen.  

Discografie

Niet-operawerken

Preludio sinfonico; Capriccio sinfonico; Voorspelen Le Villi, Edgar; ‘La tragenda’ uit Le villi; 3 Menuetten; Intermezzo 3e akte Manon Lescaut; Crisantemi. Berlijns Radio symfonie orkest o.l.v. Ricardo Chailly. Decca 410.007-2.

Crisantemi; Messa di gloria; Preludio sinfonico. Roberto Alagna, Thomas Hampson en het Londens symfonie orkest en –koor o.l.v. Antonio Pappano. EMI 557.159-2. 2004

Hagen kwartet. DG 447.069-2.Strijkkwartet; Liederen. Raphael kwartet, Roberta Alexander en Tan Crone. Etcetera KTC 1050. 

Opera’s in chronologische ontstaansvolgorde en voorkeursvolgorde

Le Villi

Renata Scotto, Plácido Domingo, Leo Nucci en Tito Gobbi met het Ambrosian koor en het Nationaal filharmonisch orkest o.l.v. Lorin Maazel. Sony 76890. 1979Mélanie Diener, Aquiles Machado, Ludovic Tézier met het Frans Radiofilharmonisch orkest o.l.v. Marco Guidarini. Naïve V 4958. 2002 

Edgar

Julia Varady, Carl Tanner, Mary Ann McCormack,  Dalibor Jenis en Carlo Cigni met koor en orkest van de Franse omroep o.l.v. Yoel Levi. Naïve V 4957. 1998  

Manon Lescaut

De intrige van Puccini’s Manon is min of meer identiek met die van Massenets opera, maar Puccini’s behandeling van het toneelgegeven van de achttiende eeuwse novelle van Prévost is een stuk intenser. Met Manon Lescaut bereikte Puccini een primair doel, namelijk om een werk te scheppen met een plooibare, doorgecomponeerde structuur waarin alle elementen ondergeschikt zijn aan de dramatische melodiek.

Waar andere componisten uit waren op het scheppen van een doorlopende reeks melodramatische schokeffecten, probeerde Puccini een opera te schrijven die geheel wordt gedragen door melodische hoogtepunten. Hij verwierp de door Verdi gekozen structuren met afwisselende aria’s, recitatieven en koren. De dweperige elementen uit Manon lijken vooruit te kijken naar de opera’s van Richard Strauss.

Het probleem met Manon is dat Puccini de spanning voortdurend onder hoge druk zet en dat er vrijwel geen moment is om even bij te komen van de emotionele crisis. Dat heeft iets van een gul banket dat louter uit lekkere nagerechten bestaat. Tot op zekere hoogte is Puccini’s muziek onderhevig aan deze zwakte van een te overdreven kracht, maar het gaat hier wel om een heel geconcentreerd werk. Ook is er geen gebrek aan mooie aria’s en de duetten van Manon en Des Grieux zijn heel effectief. 

Mirella Freni, Luciano Pavarotti, Dwayne Croft, Giuseppe Taddei, Ramon Vargas, Cecilia Bartoli, Federico Davia met koor en orkest van de Metropolitan opera, New York o.l.v. James Levine. Decca 440.200-2 (2 cd’s). 1992

Mirella Freni, Placido Domingo, Renato Bruson Brigitte Fassbänder, John Tomlinson met het Ensemble van Covent Garden o.l.v. Giuseppe Sinopoli. DG 413.893-2. 1983/4

Maria Callas, Giuseppe di Stefano, Giulio Fioravanti, Franco Calabrese, Dino Formichini, Fiorenza Cossotto en het Ensemble van La Scala, Millan o.l.v. Tullio Serafin. EMI 556.301-2 (2 cd’s). 1957

Licia Albanese, Jussi Björling, Robert Merrill, Franco Calabrese e.a. met het Ensemble van de Opera Rome o.l.v. Jonel Perlea. RCA GD 60573 (2 cd’s). 1956 

 La Bohème

Dit werk kan aanspraak maken op de onderscheiding van de mooiste lyrische opera uit het hele repertoire. Het werk is gebaseerd op Henri Murgers La vie de bohème en speelt in het Parijs van 1830. Het drama ontwikkelt zich binnen een groepje arme studenten. Eentje van hen, de met zijn talenten worstelende dichter Rodolfo ontmoet het naaistertje Mimi op wie hij prompt verliefd raakt. In de derde akte zijn ze er beiden van overtuigd dat het verstandiger is om te scheiden, vooral omdat Rodolfo het niet aankan dat Mimi aan tuberculose zal gaan sterven. Aan het eind van de opera sterft Mimi dus zoals voorzien in de armen van haar inmiddels ex geliefde in aanwezigheid van de andere vrienden.Van meet af aan wordt deze opera beheerst door een verrassende melodische rijkdom en de grootse aria’s ontwikkelen zich met een toenemende dramatische kracht vanuit een snel verlopende conversatie dialoog. Uit de vrolijke camaraderie van de bohémiens uit de eerste akte stammen twee van de populairste aria’s uit het repertoire: Rodolfo’s ‘Che gelida manina’ en Mimi’s antwoord: ‘Mi, chiamano Mimi’.

Feitelijk domineren die twee aria’s dankzij de herhaling van motieven daaruit of door gebruikmaking van nog subtieler echo’s het hele werk. Zo is een hechte structuur aangebracht in een werk waarin Puccini zich positief onderscheidt van collega’s die eenvoudiger collagetechnieken toepasten.

De manier waarop het publiek meeleeft met de tragische protagonisten verleent het werk een invloed die vrij uniek is. Het gevoel van teleurstelling en verlies nadat het besef van een te laat engagement is doorgedrongen, wordt verhevigd doordat de muziek waarin aan het slot het materiaal uit de eerste akte terugkomt als herinnering aan gelukkiger tijden. Alleen mensen met een hart van steen zal dat geheel onberoerd laten. 

Victoria de los Angeles, Jussi Björling, Lucine Amara, Robert Merrill, John Reardon, Giorgio Tozzi, Fernando Corena, het Columbus jongenskoor, het RCA Victor koor en –orkest o.l.v. Thomas Beecham. EMI 556.236-2 (2 cd’s mono) 1956

Roberto Alagna,  Ruth Swenson, Thomas Hampson,  Samuel Ramey, Simon Keenlyside met koor en Philharmonia orkest o.,l.v. Antonio Pappano. EMI 358.650-2.

Renata Tebaldi, Gianna d’Angelo, Carlo Bergonzi, Cesare Siepi, Ettore Bastianini met het Ensemble van de Opera Rome o.l.v. Tullio Serafin. Decca 425.534-2 (2 cd’s); hoogtepunten: Decca 458.248-2. 1958

Mirella Freni, Luciano Pavarotti, Elizabeth Harwood, Rolando Panerai, Gianni Maffeo,  Nicolai Ghiaurov, Michel Sénéchal met het Schönberg jongenskoor, het koor van de Deutsche Oper en het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. Decca 421.049-2 (2 cd’s). 1972 

Tosca

Deze opera is gebaseerd op een toneelstuk waarin Sarah Bernardt groot succes had, maar stond niettemin al gauw bekend als ‘sjofel schokkend relaas’. Het gaat inderdaad om een onstuimig mengsel van seks en geweld. De beeldschone zangeres Tosca is hevig verliefd op de schilder Mario Cavaradossi, maar verdenkt hem van een affaire met een plaatselijke adellijke dame. Intussen wordt Tosca op haar beurt achtervolgd door de wellustige politiechef baron Scarpia (een van de walgelijkste figuren uit de operageschiedenis) die is vervuld van een enorme haat tegen revolutionairen. Eentje daarvan is Angelotti, die door Cavaradossi wordt geprotegeerd.

Daarom wordt Cavaradossi gevangen genomen en gemarteld (achter het toneel). Nadat Tosca Scarpia met een tafelmes heeft vermoord en heeft gezien dat Cavaradossi door een vuurpeloton is terechtgesteld, pleegt ze zelfmoord door van de transen van het Castel Sant’Angelo in Rome te springen.Puccini werkte lang aan Tosca en dat is te horen.

De harmonieën zijn nog weer rijker dan in La Bohème en de leitmotive die al in die opera een rol speelden, zijn verder verfijnd en explicieter gemaakt zodat iedereen ze kan waarnemen. Dat geldt bijvoorbeeld heel sterk voor de herkenningsmelodie van Scarpia.

Ook deze opera heeft weer een aantal memorabele ogenblikken, zoals de beide aria’s van Cavaradosi, het duet uit de eerste akte van hem met Tosca, het credo van Scarpia en natuurlijk het beroemdst van al: de aria ‘Vissi d’arte’ van Tosca uit de tweede akte waarin ze haar droeve lot beklaagt. Deze ‘uitgestrekte orgie van zinnelijke lust en misdaad’ vormt een mooi contrast met het mierzoete gegeven van La Bohème. 

Maria Callas, Giuseppe di Stefano, Tito Gobbi, Franco Calabrese, Angelo Mercuriali e.a. met het Ensemble van La Scala Milaan o.l.v. Victor de Sabata. EMI 556.304-2 (2 cd’s mono). 1953

Leontyne Price, Giuseppe di Stefano, Giuseppe Taddei, Carlo Cava, Piero de Palma, Fernando Corena e.a. met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Herbert von Karajan. Decca 466.384-2 (2 cd’s). 1962

Angela Gheorghiu, Roberto Alagna, Ruggero Raimondi, e.a. met het Ensemble van Covent Garden Londen o.l.v. Antonio Pappano. EMI 557.173-2 (2 cd’s); hoogtepunten 557.364-2. 2002 

Madama Butterfly

Butterfly is het prototype van de Puccinivrouw, verpletterd door het egoïsme en de wreedheid van een man. Het werk is gebaseerd op een toneelstuk van Belasco dat op zijn beurt was gebaseerd op ware gebeurtenissen. Het drama speelt in Nagasaki aan het begin van de twintigste eeuw. De geisha Cio-Cio-San (Madama Butterfly) trouwt met de Amerikaanse marineofficier Pinkerton die haar alweer snel in de steek laat. Butterfly en haar inmiddels ter wereld gekomen baby wachten trouw op de terugkeer van Pinkerton.

Maar als die terugkomt, is hij in gezelschap van zijn Amerikaanse vrouw Kate. Butterfly pleegt zelfmoord met het samuraizwaard van haar vader en laat haar kind achter in de zorg van Kate en Pinkerton.

In één opzicht is Butterfly nog gruwelijker dan Tosca want het wrede drama wordt begeleid door veelal erg verleidelijke muziek; zelfs wanneer Pinkerton wordt getoond als een monster blijkt de muziek onverminderd luchtig en wordt het misdadige niet onderstreept.

Het groeiende raffinement van Puccini’s techniek blijkt uit het wel twintig minuten durende duet van Butterfly en Pinkerton aan het eind van de eerste akte waarin bovendien de harmonische Japanse trekken van Butterfly zijn gemengd met de robuuster Nieuwe Wereld stijl van Pinkerton.

Hoe dominant laatstgenoemde ook is in het begin, hij verschijnt dus daarna nauwelijks meer ten tonele zodat de last van het werk vooral op de tere schouders van Butterfly rust. Maar het is in feite nog moeilijker, want alleen wanneer een goed acterende zangeres het vijftienjarige meisje uit de eerste akte zowel als de rijpe vrouw uit de derde kan personifiëren, wordt Madama Butterfly echt een heel ontroerende opera.  

Renata Scotto, Carlo Bergonzi, Rolando Panerai, Anna di Stasio, Piero de Palma, Giuseppe Moresi met het Ensemble van de Opera Rome o.l.v. John Barbirolli. EMI 572.886-2 (2 cd’s). 1966

Mirella Freni, Luciano Pavarotti, Robert Kerns, Michel Sénéchal, Giorgio Stendoro met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Herbert von Karajan. Decca 417.577-2 (2 cd’s). 1974

Renata Tebaldi, Carlo Bergonzi, Enzo Sordello, Fiorenza Cossotto met het Ensemble van de Opera Rome o.l.v. Tullio Serafin. Decca 425.531-2 (2 cd’s); hoogtepunten: Decca 458.223-2. 1958 

La fanciulla del west

Renata Tebaldi, Mario del Monaco, Cornell McNeil, Giorgio Tozzi met het Ensemble van de Opera Rome o.l.v. Franco Capuana. Decca 421.595-2 (2 cd’s). 1957

Carol Neblett, Plácido Domingo, Sherrill Milnes, Francis Egerton, Robert Lloyd, Gwynne Howell met het Ensemble van Covent Garden o.l.v. Zubin Mehta. DG 419.640-2 (2 cd’s). 1977 

La Rondine

Angela Gheorghiu, Roberto Alagna, Inva Mula-Tchako, William Matteuzzi, Alberto Rinaldi met de London voices en het Londens symfonie orkest o.l.v. Antonio Pappano. EMI 556.338-2 (2 cd’s). 1996 

Il trittico (compleet)

Angela Gheorghiu, Roberto Alagna, Maria Guleghina, Cristina Gallardo-Domâs, Bernadette Manca di Nissa, Felicity Palmer, Carlo Guelfi, Neil Shicoff en José van Dam met koren en het Londens symfonie orkest c.q. Philharmonia orkest o.l.v. Antonio Pappano. EMI 556.587-2. 1999

‘Il Tabarro’: Tito Gobbi, Margaret Mars, Giacinto Prandelli, Piero de Palma, Plinio Clabassi e.a. met het Ensemble van de Opera Rome o.l.v. Bellezza. EMI 764.165-2 (3 cd’s).

Suor Angelica’: Victoria de los Angeles, Fedora Barbieri, Mina Doro, Corinna Vozza, Lidia Marimpietri e.a. met het Ensemble van de Opera Rome o.l.v. Tullio Serafin. EMI 562.777-2. 1957

Gianni Schicchi’: Tito Gobbi, Victoria de los Angeles, Carlo del Monte, Anna Maria Canali e.a. met het Ensemble van de Opera Rome o.l.v. Vincenzo Bellezza c.q. Tullio Serafin en Gabriele Santini. EMI 562.777-2. 1955/8

Rolando Panerai, Helen Donath, Peter Seiffert e.a. het Orkest van de Beierse omroep o.l.v. Giuseppe Patanè. RCA 74321-25285-2. 1989  

Turandot

De aria van Calaf, ‘Nessen doormat’, gezongen door Luciano Pavarotti was in 1990 de herkenningsmelodie van de wereldcup voetbal in 1990 en werd toen heel populair. Het moet velen een verkeerd idee van de opera Turandot, waaraan die aria was ontleend, hebben gegeven want het gaat hier om een weliswaar groots, maar ook hoogst onaangenaam gegeven. Een werk dat ook weer een duidelijk voorbeeld is van Puccini’s merkwaardige voorkeur voor geweld tegen de vrouw.

De handeling vindt plaats in Peking in ‘legendarische tijden’. De boosaardige prinses Turandot kondigt aan dat ze zal trouwen met de eerste man die drie door haar opgegeven raadsels oplost. Kandidaten zonder succes zullen worden onthoofd. De zich gevangenschap bevindende afgezette koning van de Tartaren, Timur, herkent zijn zoon Calaf in de menigte die getuige is van een van die terechtstellingen. Tmur is in gezelschap van het slavenmeisje Liù dat verliefd is op Calaf.

Maar Calaf is op zijn beurt in de ban van Turandot en wil een poging wagen om de raadsels op te lossen. Turandot maakt hem en zijn poging belachelijk; ze is daarom ook weinig gelukkig als hij de raadsels oplost. Calaf zegt dan heel genereus tegen Turandot dat als zij in staat is om zijn naam te raden vòòr de eerstvolgende zonsopgang zij hem alsnog mag laten doden. Prompt verordonneert Turandot massa-executies als zijn naam niet tijdig aan haar wordt gemeld, dus richt de volkswoede zich tegen Calaf. Ook Liù en Timur worden gevangen benomen, Liù pleegt liever zelfmoord dan dat ze de naam van haar geliefde verraadt. Tenslotte verklaart Calaf zijn liefde voor Turandot en smelt hij daarmee haar ijzige hart.

De partituur toont hoezeer Puccini eigentijdse trends heeft opgenomen (Debussy en Schönberg zijn herkenbaar in de orkestpartijen), maar verder gaat het hier nog om een in wezen romantische opera. Afgezien van dat ‘Nessun dorma’ van Calaf bevat het heel memorabele fragmenten zoals Calafs ‘Non piangere, Liù’ en ‘Principessa di morte’ plus natuurlijk Turandots ‘In questa reggia’, een van de krachtigste, beklemmendste en kilste aria’s voor een dramatische sopraan.

Het gebruik van exotische harmonieën en melodieën is hier wat subtieler dan in Madama Butterfly maar er blijven genoeg chinoiserieën over en het aantal ‘leitmotive’ is weer groot. Waaraan het hooguit ontbreekt, is aan dramatische samenhang; het sadisme dat het werk uitstraalt, laat ook een nogal bittere nasmaak achter. 

Birgit Nilsson, Franco Corelli, Renata Scotto, e.a. met het Ensemble van de Opera Rome o.l.v. Francesco Molinari Pradelli. EMI 769.327-2 (2 cd’s). 1962

Joan Sutherland, Luciano Pavarotti, Montserrat Caballé, Nicolai Ghiarov met het Alldiskoor en het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Zubin Mehta. Decca 414.274-2 (2 cd’s); hoogtepunten: Decca 458.202-2. 1972

Maria Callas, Eugenio Fernandi, Elisabeth Schwarzkopf, Mario Borriello, Renato Ercolani, Piero de Palma, Nicola Zaccaria e.a. met het Ensemble van La Scala Milaan o.l.v. Tullio Serafin. EMI 556.307-2 (2 cd’s mono). 1957 

Recitalplaten

Opera aria’s. Maria Callas met diverse orkesten. EMI 562.794-2.

Opera aria’s. Kiri te Kanawa met het Opera orkest Lyon o.l.v. Kent Nagano. Warner Elatus 2564-60681-2.

Opera aria’s. Julia Varady met het Berlijns radiosymfonie orkest o.l.v. Marcello Viotti. Orfeo C 323941A.

Opera aria’s. José Cura met het Philharmonia orkest o.l.v. Plácido Domingo. Erato 0630-18838-2. 

Video dvd

Alleen de mooiste opnamen per eind 2008 

Manon Lescaut

Plácido Domingo, Kiri te Kanawa, Thomas Allen e.a. met het Ensemble van Covent Garden Londen o.l.v. Giuseppe Sinopoli. Warner 5050466-7174-2-9. 1984 

La Bohème

Mirella Freni, Luciano Pavarotti, Elizabeth Harwood, Rolando Panerai, Gianni Maffeo,  Nicolai Ghiaurov, Michel Sénéchal met het Schönberg jongenskoor, het koor van de Deutse Oper en het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 073-4071. 1963 

Tosca

Maria Guleghina, Salvatore Licitra, Leo Nucci, Giovanni Battista Alfredo Parodi en Mariotti met het Ensemble van La Scala Milaan o.l.v. Riccardo Muti. TDK DV-OPTOS. 2000

Angela Gheorghiu, Roberto Alagna, Ruggero Raimondi  met het Ensemble van Covent Garden o.l.v. Antonio Pappano. Opus Arte OA 0883.  

Madama Butterfly

Mirella Freni, Luciano Pavarotti, Robert Kerns, Michel Sénéchal, Giorgio Stendoro met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Herbert von Karajan. Decca 073-4037. 1974 

La fanciulla del west

Barbara Daniels, Plácido Domingo, Sherrill Milnes, Yanni Yannassis met het Ensemble van de Metropolitan opera New York o.l.v. Leonard Slatkin. DG 073-402-3. 1992

Carol Neblett, Placido Domingo, Silvano Carolli,  Robert Lloyd en Gwynne Howell met het Ensemble van Covent Garden o.l.v. Nello Santi. Warner 5050466-8356-2-8. 1983 

La rondine

Ensemble van het Teatro La Fenice, Venetië o.l.v. Carlo Rizzi. ArtHaus101.329. 2007

Gianni Schicchi

Alessandro Corbelli, Sally Matthews, Massimo Giordano, Felicity Palmer, Marie McLaughlin met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Vladimir Jurowski. Opus Arte OA 0918. 2004 

Il trittico (concertant)

Juan Pons, Stephanie Friede, José Cura, Cristina Gallardo-Domâs, Jane Henschel, Daniela Barcellona, Bruno Simone, Elisabetta Scano e.a. met het Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Chailly. RCO Live DVD 04401. 1998/2000 

Turandot

Gabriele Schnaut, Robert Tear, Paata Burchuladze, Johan Botha, Christina Gallardo-Domâs met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Valery Gergiev. TDK DV-OPTSURF. 2002

Eva Marton, Michael Sylver, Theodore Berg, Dennis Peterson, Craig Estep, Lucia Mazzaria en het Ensemble van de San Francisco opera o.l.v. Donald Runnicles.  TDK DVWW OPTURL.  1994