Componisten portretten

SWEELINCK

SWEELINCK, JAN PIETERSZOON (1562 – 1621): NEERLANDS VROEGE GLORIE

 

In de zeventiende eeuw was Sweelinck beroemd als deutscher Organistenmacher wiens invloed zich nog tot J.S. Bach uitstrekte en als componist van vocale werken die aan het eindpunt staan van de Nederlands-Italiaanse traditie.

Als leerling van zijn vader en later van de Haarlemse stadsorganist volgt de in Deventer geboren organist en componist Sweelinck vermoedelijk al op elfjarige leeftijd zijn vader op als organist van de Oude Kerk in Amsterdam. In 1578 ging de stad over op het Protestantisme en de nieuwe inrichting van de eredienst maakte dat daar voor de jonge Sweelinck eigenlijk geen plaats meer was.

Maar zijn kwaliteiten schijnen reeds toen van dien aard te zijn geweest, dat hij korte tijd later, in 1580, een benoeming als stadsorganist kreeg. Zin taak bestond uit het geven van orgelbespelingen, zondags voor de eredienst en door de week op gezette tijden ’s avonds. Hij deed dat bijna tot zijn dood en kon wel nog zijn ambt overdragen aan zijn zoon Dirck (1591-1652).

In mei 1590 was Sweelinck nogmaals getrouwd met Claesgen Dircksdochter uit Medemblik; bij haar kreeg hij zes kinderen waarvan alleen het derde, Dyeuwer, jong stierf. Naast zijn roem als organist – tot in verre omstreken – waardoor hij zij het steeds binnen de landsgrenzen herhaaldelijk ‘orgelreizen’ moest ondernemen, werd Sweelinck ook bekend als uitstekend pedagoog. Het is bekend dat zijn inkomen als muziekleraar veel hoger was dan dat als organist. Maar van beide inkomstenbronnen kon het gezin royaal leven.

Zijn leerlingen meldden zich tot uit de hoogste kringen en ook uit het buitenland, met name dus uit Duitsland. Tot zijn buitenlandse leerlingen behoorden Scheidemann, Prätorius, Siefert en Scheidt. Het is juist aan mensen als zij te danken dat zoveel van zijn instrumentale werken bewaard zijn gebleven. Deze werken – voornamelijk voor orgel en/of klavecimbel – verschenen tijdens zijn leven niet in druk. Hij stond namelijk toe dat zijn leerlingen voor studiedoeleinden (als souvenir?) kopieën maakten van die werken.

Tot de ongeveer zeventig instrumentale werken behoren vooral fugatische fantasieën, toccata’s, ricercares en variatiewerken met als bekendste de variaties over Mein junges Leben hat ein End en de magistrale Chromatische Fantasie. Daarmee opende hij de weg voor de virtuoze klaviermuziek uit de barok. Zelf onderging hij zijn belangrijkste invloeden van de Engelse virginalisten en van de Venetiaanse school.

Sweelincks ruim 250 vocale werken verschenen wel tijdens zijn leven op enkele uitzonderingen na. Het gaat daarbij om achttien vijfstemmige Franse chansons (1594, 1612). De geestelijke muziekwerken van Sweelinck bestaan hoofdzakelijk uit vier banden met vier- tot achtstemmige psalmenbundels: de  Psalmen Davids uit 1604 - 1621 en twee- en driestemmige Rimes françoises et italiennes uit 1612. Daarnaast uit motetten (1619), Italiaanse madrigalen (1612) en gelegenheidswerken op Latijnse tekst. Zij markeren een fraai slotakkoord van een Renaissancetraditie.

 

Selectieve discografie

Orgel/klavecimbel/virginaalwerken. Ton Koopman. Philips 468.417-2 (4 cd’s). 1976

Orgelwerken. Piet Kee. Chandos CHAN 0514. 1981

Orgelwerken. James David Christie. Naxos 8.550904. 1993

Wereldlijke koorwerken I. Gesualdo Consort o.l.v. Harry van der Kamp. Glossa GES 922401 NL (3 cd’s).

Koorwerken. Clare College koor, Cambridge o.l.v. Timothy Brown. Etcetera KTC 2025. 1998

Cantiones sacrae. Trinity College koor, Cambridge o.l.v. Richard Marlow,. Hyperion CDA 67103. 1998