Componisten portretten

SCHOECK

SCHOECK, OTHMAR (1886 – 1957): ZWITSERS LYRICUS

 

In aanmerking genomen dat de Zwitserse componist Schoeck in het algemeen wordt beschouwd als een componist van in zijn dromen ingesponnen werken, was het een moedig initiatief van het Luzern Festival 1973 om met diens in 1927 in Dresden voor het eerst uitgevoerde Kleistopera opnieuw de aandacht te vragen. Het bleek een van de mooiste zettingen van Kleist toneelwerken ooit te zijn. Stilistisch bezien bevindt het werk zich halverwege Richard Strauss’ Elektra en Alban Bergs Wozzeck en ook in de typologie van de literatuuropera’s vindt het werk daar zijn juiste plaats. Zo gaat het hier feitelijk om een van de belangrijkste muziekdramatische werken uit de eerste helft van de twintigste eeuw.

Hiermee vergeleken verbleken de andere werken van Schoeck enigszins; ook zijn opera Venus op een libretto van Rüeger naar Ovidius imponeert minder, maar dankzij een interpreet als Fischer-Dieskau zijn vooral zijn liederen ook erg memorabel. En dan is er nog de cyclus orkestliederen Elegie als ‘verhaal van een stervende liefde’ voor Schoecks turbulente affaire met de pianiste Mary de Senger op 24 gedichten van Lenau en Eichendorff voor bariton en klein ensemble.

 

Selectieve discografie

Elegie. Andreas Schmidt met het Winterthur muziek collegium o.l.v. Werner Andreas Albert. CPO CPO 999.472-2.

Liederen. Dietrich Fischer-Dieskau, Margrit Weber en Karl Engel. DG 463.513-2.

Penthesilea. Helga Dernesch, Jane Marsh, Mechtild Gessendorf, Marjana Lipovsek, Gabriele Sima, Theo Adam e.a. met koor en orkest van de Oostenrijkse omroep o.l.v. Gerd Albrecht. Orfeo C 364941 B.