TIPPETT, MICHAEL (1905 – 1998): ONGEWILDE COMPLEXITEIT
Michael Tippett was bijna dertig toen Elgar overleed, maar hij was een aanzienlijk moderner componist dan zijn onmiddellijke voorgangers Walton en Britten. Hij was een laatbloeier en leverde zijn eerste werk inderdaad pas af toen hij dertig was, maar hij verwierf pas enig aanzien toen hij veertig was. Maar toen het eenmaal zover was, oogstte hij wel succes met zijn neoromantische blijken van zelfexpressie. Tot een bepaalde school behoorde hij nooit en in die zin was hij een eenling. Voor modernismen als het serialisme had hij weinig sympathie, maar zelf schreef hij wel heel complexe werken.
Tippett begon pas op achttienjarige leeftijd aan een serieuze muziekstudie op het Royal College of Musici in Londen. Bewust ging hij bij Morris en niet bij Vaughan Williams te rade, waarschijnlijk uit vrees dat die teveel invloed op hem zou uitoefenen. Het eerste werk waarmee Tippett doorbrak was het Concert voor dubbel strijkorkest uit 1939. Hij was een zeer belezen, intellectueel iemand die moeite had met zijn homoseksualiteit en die daarom bijvoorbeeld een Jung analyse onderging die verstrekkende gevolgen had voor zijn verdere werk.
Veel van zijn composities, te beginnen met het oratorium A child of our time uit 1941, verraden een zoektocht naar volledigheid, naar een verzoening van het duistere en het lichte dat volgens hem in iedereen aanwezig is. Als overtuigd pacifist weigerde hij in de Tweede Wereldoorlog enigerlei militaire dienst en zat daarom een poos in de gevangenis.
Behalve als componist manifesteerde Tippett zich ook als leraar, met name gedurende zijn twaalf jaar als directeur van het Morley music college in Londen. Hij inspireerde beroeps- en amateur musici, was een enthousiaste, maar niet erg goede dirigent en had een grote passie voor zijn beroemde voorganger Purcell.
In 1946 begon Tippett, geïnspireerd door het succes van Brittens Peter Grimes aan zijn eerste grootschalige opera, A midsummer marriage. De lyrische muziek van dat werk vond best genade, maar er rezen bezwaren tegen het eigen libretto dat te duister en te pretentieus werd gevonden. Dat verwijt trof ook zijn latere werken in dit genre met als mogelijke uitzondering King Priam uit 1961. Omstreden bleef de componist altijd, maar zijn stelregel was: “Ik moet liedjes zingen voor de mensen die zelf niet kunnen zingen. Die liedjes komen voort uit de kwellingen en verschrikkingen die ik zelf heb meegemaakt. Maar ik verlies het vertrouwen in de mensheid niet”.
Beethoven was het idool van de jonge Tippett maar in zijn drie eerste symfonieën raakt hij verstrikt in contrapuntische ingewikkeldheden en de eendelige vierde uit 1977 heeft meer weg van een symfonisch gedicht. De kleinere orkestwerken zijn geslaagder, zeker het fraaie Concert voor dubbel strijkorkest uit 1939 en de Corellifantasie uit 1953.
Tippett begon aan het begin van de Tweede Wereldoorlog aan zijn oratorium A child of our time met als achtergronden de economische crisis begin jaren dertig en de Nazi progroms van de Kristallnacht uit 1938. Oorspronkelijk zou T.S. Elliott het libretto schrijven maar toen die het scenario van Tippett zag vond hij dat de componist dit beter zelf kon doen. Model voor het werk stonden de Messiah van Händel en de passiemuzieken van Bach, maar hier vonden o.a. ook negro spirituals hun weg in het werk.
The midsummer marriage sluit aardig aan op Mozarts Die Zauberflöte omdat twee stel gelieven zich aan een test moeten onderwerpen voordat ze zich kunnen verenigen. Ook Shakespeare’s A Midsummer night’s dream is natuurlijk een bron omdat de wereld van de gelieven wordt overlapt door een bovennatuurlijke wereld. Tippett ontleende Fisher King en de helderziende Sosostris aan Elliotts gedicht The waste land en betoont verder eer aan Jungs concept van de oertypes. Aan vaak moeilijk symbolisme geen gebrek dus. Centraal in het werk staan de ook vaak afzonderlijk uitgevoerde ‘four ritual dances’ die de seizoengebonden cyclus van dood en wedergeboorte uitbeelden.
King Priam is Tippets tweede opera, in dit geval over de val van Troje na tien jaar strijd. Hier werkt de componist met een soort leitmotiven door iedere persoon met een bepaald instrument te verbinden. (een sombere, maar sensuele cello voor Androchus bijvoorbeeld). Achilles (met gitaar) krijgt het hoogtepunt uit het werk toebedeeld: ‘O rich-soiled land’.
Selectieve discografie
Concert voor dubbel strijkorkest. Concertante fantasie over een thema van Corelli; ‘Rituele dansen’ uit The midsummer marriage. BBC symfonie koor en –orkest o.l.v. Andrew Davis. Teldec 4509-94542-2. 1993
Divertimento on Sellinger’s round; Little music for strings; The heart’s assurance; Concert voor dubbel strijkorkest. John Mark Ainsley met de City of London sinfonia o.l.v. Richard Hickox. Chandos CHAN 9409. 1995
De 5 strijkkwartetten. Lindsay kwartet. ASV CDDCS 231 (2 cd’s). 1975
A child of our time. Cynthia Haimon, Cynthia Clarey, Damon Evans, Willard White met het Londens symfonie orkest en –koor o.l.v. Richard Hickox. Chandos CHAN 9123. 1992
King Priam. Norman Bailey, Heather Harper, Robert Tear, Thomas Allen, Felicity Palmer, Philip Langridge, Yvonne Minton met het Londens symfonie orkest en –koor o.l.v. David Atherton. Chandos CHAN 9406/7 (2 cd’s). 1980
The midsummer marriage. Joan Carlyle, Elisabeth Harwood, Alberto Remedios, Stuart Burrows met het Ensemble van Covent Garden o.l.v. Colin Davis. Lyrita SRCD 2217 (2 cd’s). 1987