TELEMANN, GEORG PHILIPP (1681 – 1767): VEELSCHRIJVER
Telemann was de grootste Duitse componist uit de eerste helft van de achttiende eeuw – tenminste dat is wat men in Duitsland destijds vond. Gelukkig en terecht wordt al lang zijn vriend en collega J.S. Bach (die alleen maar cantor werd in Leipzig omdat Telemann van die baan afzag) als zodanig beschouwd. Telemann wordt eerder gezien als een handige veelschrijver met een muzikale overproductie aan oppervlakkig moois.
Niet te ontkennen valt dat Telemann een erg vruchtbare componist was, die onder meer veertig opera’s, zesenveertig passiemuzieken en vijf complete cantatecyclussen voor het hele kerkelijk jaar leverde. Ook het verwijt dat hij oppervlakkig was, is niet van redenen ontbloot; hij kon in eigenlijk elke stijl die van hem werd gevraagd componeren en schreef feitelijk geen enkel werk met een uitgesproken persoonlijk karakter. Maar hij was wel een groot vakman in de geest van de grote barok schilders en bouwmeesters en in zijn beste werken bezit zijn muziek een heldere melodieusheid die reeds vooruit kijkt naar Haydn en Mozart.
Telemann werd in Maagdenburg geboren in een welvarende middenstandsfamilie. Zowel zijn vader als zijn broer waren evenals enige voorouders geestelijken maar hoewel hij al vroeg muzikale ambities had (hij kon op zijn tiende al vier instrumenten bespelen enschreef op zijn twaalfde al een opera) was hij ook tot zo’n respectabel beroep voorbestemd. In 1701 ging hij naar de universiteit Leipzig om rechten te studeren, maar zodra anderen zijn grote muzikale talenten ontdekten, werd het haast onmogelijk om nog iets anders te doen dan muziek maken.
Hij stichtte het plaatselijke Collegium musicum, een vereniging die openbare concerten verzorgde en die later ook door Bach werd geleid, en hij werd toen hij 23 was organist van de Neue Kirche, nadat hij op zijn eenentwintigste al directeur van de Leipzigse opera was geworden. Zo domineerde hij de facto het stedelijke muziekleven als een soort Generalmusikdirektor, een functie die feitelijk werd bekleed door Johann Kuhnau. Deze raakte daarover zo geïrriteerd dat Telemann in 1705 het veld ruimde en na functies te hebben waargenomen in Sorau (Zăry) en Eisenach muziekdirecteur werd in Frankfort en kapelmeester van de Barfusserkirche (de blotevoetenkerk). Daar bleef hij negen jaar, van 1712 tot 1721 voordat hij door de gemeente Hamburg werd gevraagd om cantor te worden van het Johanneum, het atheneum en om de verantwoording op zich te nemen voor de muziek van de vijf belangrijkste kerken in de stad.
Een dispuut met de stedelijke autoriteiten leidde er in 1722 toe dat hij solliciteerde naar het baantje van Thomascantor in Leipzig. Maar het conflict werd opgelost, hij kreeg salarisverhoging en bleef tot zijn dood in 1767 in Hamburg waar hij directeur bleef tot de opera in 1737 werd opgeheven. In datzelfde jaar bezocht hij een Concert spirituel in Parijs, maar bleef metterwoon in Hamburg. waar hij na zijn dood toen werd opgevolgd door zijn petekind Carl Philipp Emanuel Bach. Na 1740 wijdde hij zich vooral nog aan muziektheorie, maar na 1755 componeerde hij nog een paar oratoria.
Op orkestraal gebied wordt Telemanns werk gedomineerd door een groot aantal concerten (of dubbel-, tripel en quadrupelconcerten) voor allerlei solo instrumenten tot de chalumau, oboe d’amore, fagot, trompet, hoorn en viola da gamba aan toe. De stijl daarvan heeft eerder een Italiaans dan een Frans karakter. Het model van Vivaldi leek vooral in zwang, vandaar waarschijnlijk ook die combinatie soms van de vreemdste solo instrumenten.
En verder door tal van Ouvertures of Suites in Franse stijl met inderdaad een ouverture en een reeks gestileerde dansen, ook vaak met solistische inbreng.
Een van Telemanns opdrachtgevers was graaf Erdmann II van Promnitz die erg gecharmeerd was van de Franse stijl en Telemann voldeed maar al te graag aan die wens. Terwijl hij daar aan het hof was in Sorau kwam hij in contact met de (volks)muziek uit Boven Silezië en Moravië. Niet alleen de melodiek en ritmiek daarvan, maar ook de gebruikte instrumenten leken hem attractief en brachten Poolse elementen in sommige werken.
Halverwege orkestrale muziek en kamermuziek is de uitgebreide Tafelmusik uit 1733 gesitueerd. Een mix van grootschaliger en kleinschaliger werken. Handig als Telemann ook in commercieel opzicht was, kon men erop intekenen en het lijkt kenmerkend dat 52 van de 206 abonnementen uit het buitenland kwamen.
Telemann publiceerde een enorme hoeveelheid kamermuziek voor een breed gamma aan muzikale combinaties en in heel diverse stijlen: sonates, kwartetten, Corelli-achtige triosonates. Veel daarvan was bestemd voor amateur musici en dus niet al te moeilijk. Heel wat materiaal op dit gebied werd ook in abonnement, bij intekening aangeboden
Van het betrekkelijk geringe aantal instrumentale solowerken van Telemann zijn de 12 Fantasieën voor soloviool en solofluit het belangrijkst. Zeker die vioolwerken vragen om een vergelijking met Bachs wat eerder gecomponeerde sonates en partita’s, maar zo’n vergelijking is niet helemaal eerlijk want Telemann ging van andere premissen uit. Zijn eerste zestal fantasieën bezit weliswaar contrapuntische elementen, inclusief fuga’s maar ze bezitten niet Bachs gevoel voor een organische ontwikkeling (met uitzondering van de laatste); de nadruk ligt meer op het onderlinge contrast tussen de delen. De Fantasieën nr. 6-12 zijn meer in ‘galante’ stijl, vol kostelijke en opgewekte melodieën. Ze bezitten noch het emotionele bereik, noch de muzikale complexiteit van Bachs werken voor soloviool, maar behoren wel tot Telemanns persoonlijkste en lonende werken.
Telemanns royale cantateproductie doet niet meer zo indrukwekkend aan wanneer men beseft dat het doorgaans om solocantates gaat en niet om grootschalige, complexe uitingen aks bij Bach. Toch componeerde ook Telemann grote koorwerken. Vijftig jaar geleden werd door Philips nogal ophef gemaakt over een paar passiemuzieken; daarvan overleeft op cd alleen nog de Markus Passion.
Het omvangrijke oeuvre van Telemann is een waar mer à boire. Veel daarvan is op lp en cd verschenen, er is ook sprake van veel overlappingen, maar er bestaat tenminste een mogelijkheid om kennis te maken met de essentie van zijn composities. Hieronder wat aanbevelingen.
Selectieve discografie
Suites (Ouvertures), o.m. Don Quichotte. Drottningholm barokensemble. BIS CD 1226.
Suites (Ouvertures). English Concert o.l.v. Trevor Pinnock. Archiv 463.260-2.
Watermuziek. Il fondamento o.l.v. Paul Dombrecht. Hyperion CDA 66967.
Ouvertures en Suites. Frans Vester e.a. met diverse ensembles o.l.v. André Rieu en Frans Brüggen. Teldec 9031-77620-2. 1967/8
Ouvertures. Northern chamber orchestra o.l.v. Nicolas Ward. Naxos 8.553791. 1996
Diverse concerten. Solisten met Collegium musicum antiqua o.l.v. Reinhard Goebel. Archiv 419.633-2.
Diverse concerten. Deutsche Naturhörner Solisten met de Nieuwe hofmuziek, Düsseldorf. MDG 605.1045-2.
Diverse concerten. Solisten met de Academy of ancient music o.l.v. Christopher Hogwood. Oiseau Lyre 411.949-2.
Diverse concerten. Anthony Halstead, Christian Rutherford, Raul Diaz en het Collegium musicum 90 o.l.v. Simon Standage. Chandos CHAN 0547. 1993
Diverse concerten. Albrecht Mayer, Wolfram Christ, Jürgen Kussmaul e.a. met de Berlijnse baroksolisten. EMI 557.232-2.
Vioolconcerten. Friederike Seiler met de Berlijnse Akademie für alte Musik. Harmonia Mundi HMC 90.1744.
Blokfluitconcerten. Solisten met het Keuls kamerorkest o.l.v. Helmut Müller-Brühl. Naxos 8.554018.
Fluitconcerten. Emanuel Pahud met de Berlijnse baroksolisten o.l.v. Jürgen Kussmaul. EMI 557.397-2.
4 Hoboconcerten. Heinz Holliger met de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Iona Brown. Philips 412.879-2.
Tafelmusik. Musica antiqua Keulen o.l.v. Reinhard Goebel. Archiv 427.619 (4 cd’s).
12 Vioolfantasieën. Andrew Manze en Caroline Balding. Harmonia Mundi HMU 90.7137. 1994
Sonates Corellisantes. Florilegium ensemble. Channel Classics CCS 5093. 1992
12 Sonate melodiche. Barthold en Wieland Kuyken en Robert Kohnen. Accent ACC 94104/5 (2 cd’s). 1994
Kamermuziek voor hobo en continuo. Paul Goodwin, Nigel North, Susan Sheppard, Lynden Granham en John Toll . Harmonia Mundi HMU 90.7152. 1995
Quadros. Ruth Ehrlich, Richard Egarr en Mark Levy. Globe GLO 5151
6 Fluitkwartetten. Trio Sonnerie. Virgin 561.812-2 (2 cd’s).
Diverse kamermuziekwerken. Florilegium. Channel Classics CCS 13598.
Triosonates. Limoges barokensemble en Christophe Coin. Auvidis E 8632. 1997
Magnificat; Hamburgische Kapitänsmusik 1730. Mieke van der Sluis, Graham Pushee, Thomas Jochens, Phillip Langshaw en Harry van der Kamp met het Alsfeld vocaal ensemble en het Bremens barokorkest o.l.v. Wolfgang Helbich. CPO CPO 999.109-2. 1993
Hamburger Admiralitätsmusik; Ouverture Hamburger Ebb und Fluth. Mieke van der Sluis, Graham Pushee, Rufus Müller, Klaus Mertens, Michael Schopper met het Alsfeld vocaal ensemble en het Bremens barokorkest o.l.v. Wolfgang Helbich. CPO CPO 999.373-2 (2 cd’s). 1995
St. Markus passie. Solisten, koor en het Pro arte orkest München o.l.v. Kurt Redel. Philips 462.293-2 (2 cd’s).
Orpheus. Roman Trekel, Ruth Ziesak, Dorothea Röschmann, Werner Güra, Maria Cristina Kiehr, Isabelle Poulenard met het RIAS kamerkoor en de Akademie für alte Musik Berlijn o.l.v. René Jacobs. Harmonia Mundi HMC 90. 1618/9 (2 cd’s). 1996