TANEJEV, SERGEI (1856 – 1915): LYRISCH CONTRAPUNTICUS
Tanejev studeerde in Moskou harmonie, instrumentatie en compositie bij Langer en Tschaikovsky en piano bij N. Rubinstein. Als pianist debuteerde hij in 1875, waarna hij enige tijd als concertpianist werkzaam was. Na een verblijf in Parijs volgde hij Tschaikovsky op als harmonieleraar (1878) en na de dood van Rubinstein in 1881 nam hij ook diens pianoklas over. Van 1885 tot 1889 was hij directeur van het conservatorium, daarna bleef hij aan als docent contrapunt.
Tot Tanejevs leerlingen behoren Scriabin, Medtner, Rachmaninov, Glière, Gretsjaninov en Miaskovsky.
Tanejevs compositorische werk omvat vier symfonieën, kamermuziek (waaronder acht strijkkwartetten), pianomuziek, liederen op tekst van Polonsky, de cantate Johannes van Damascus (1884) en de opera Oresteja naar Aischilos (1895). Als zijn beste werk geldt algemeen Po protsjtenii psalma (‘Na het doorlezen van een psalm’), een tweede cantate uit 1915 op tekst van Sjomjakov. Tanejevs muziek is overheersend lyrisch, maar wel met een sterk contrapuntische en polyfone inslag. Hij schreef niet voor niets een leerboek over imiterend contrapunt in 1909 en een onvoltooid studiewerk over canon en fuga.
Selectieve discografie
Symfonieën nr. 2 en 4. Russisch Staatsorkest o.l.v. Valeri Polyansky. Chandos CHAN 9998.
Pianokwintet; Pianotrio. Vadim Repin, Ilya Gringolts, Nobuko Imai, Lynn Harrell en Mikhael Pletnev. DG 477.5419.
Cantate nr. 2. Po protsjtenii psalma. Solisten, koor en Russisch nationaal orkest o.l.v. Mikhail Pletnev. Pentatone PTC 5186-038.
Johannes van Damascus. Solisten, het Moskou’s staatskoor en het Russisch nationaal orkest o.l.v. Mikhail Pletnev. DG 471.029-2.