VIVALDI, ANTONIO (1678 - 1741): DE RODE PRIESTER UIT VENETIË
Voor een paar honderd Venetiaanse weesmeisjes was hij muziekleraar, voor een protestantse cantor, Johann Sebastian Bach genaamd, was hij een zeer geëerd collega en voor het grote muziekpubliek is hij de componist van De vier jaargetijden en enige tientallen andere typische Italiaanse barokconcertjes en sonates. Maar ook een mysterie. Het gaat om Antonio Vivaldi en Venetië, nog steeds een van de mooiste Europese steden.
Historische ontwikkelingen
"De tijden veranderen en wij met hen" zegt een oud Latijns spreekwoord. Op muziekgebied bestaat daarvan een sprekend voorbeeld als het gaat om Antonio Vivaldi, de grote Venetiaanse barokcomponist. Anno 1950 wist bijna niemand van zijn bestaan en wie wel iets meer van hem wist, was niet bekend met zijn geboortedatum en de plaats en datum waar en wanneer hij stierf. Ook was niet bekend, hoeveel werken hij schreef: "veel concerti voor diverse instrumenten" was de vage omschrijving, die destijds in de meeste muziek encyclopedieën werd aangetroffen.
Wanneer in 1950 iemand het idee had geopperd om systematisch alle circa 480 concertjes van Vivaldi op te nemen, was hij waarschijnlijk voor gek verklaard. Toch ging Max Goberman van de Amerikaanse Library of Recorded Music daarmee in 1960 aan de slag. Wie destijds in de muziekwereld Vivaldi en Venetië associeerde, werd wat raar aangekeken. Venetië was immers de stad van de Gabrieli's en Cimarosa, wie kon die Vivaldi wel zijn? Maar dat veranderde snel.
Net als bij andere handelswaar wordt ook de musicologie gedreven door de wetten van vraag en aanbod. Mozart was altijd erg populair en sinds 1850 hebben wetenschappers, maar ook populariseerders boeken over Mozart gepubliceerd, muziekuitgeverijen ontelbare edities van zijn werk uitgebracht en de muziekindustrie legio platen. Tot voor kort kon Vivaldi niet op een vergelijkbare aandacht rekenen om de doodsimpele reden, dat niemand zich om hem bekommerde. Zelfs in 1960 ontbreekt het nog aan elementaire biografische gegevens, laat staan, dat zijn volledige levensloop goed in kaart is gebracht. De komende tijd zal her en der beslist meer relevant materiaal worden gevonden in stoffige archieven, zodat meer puzzelstukjes tot een volledig beeld leiden. Een Italiaanse musicoloog, die klaagde over het feit, dat zijn landgenoten zo weinig activiteit op dit gebied ontwikkelen, zei: "Stuur me honderd Duitse musicologen, die ik over Italië kan verdelen en binnen een jaar is het Vivaldibeeld compleet."
Vivaldi en zijn muziek vormen mooie voorbeelden van popularisatie dankzij de media en een daarop volgende kettingreactie. Zijn herontdekking viel ongeveer samen met de komst van de langspeelplaat. In 1951 verschenen de eerste lp's van De 4 jaargetijden. De bekendste was die van Barchet met het Stuttgarts kamerorkest onder Karl Münchinger (Decca LXT 2600) en Louis Kaufman met het Concert Hall orkest o.l.v. Clemens Dahinden in de goedkope MMS - Muzikale Meesterwerken Serie. Een paar jaar later gevolgd door opnamen van de Virtuosi di Roma (HMV ALP 1234), Manoug Parikian en het Philharmonia orkest onder Giulini (Columbia CX 1365) en I Musici (Philips AL 00301), hun eerste versie.
Dat waren nog eens tijden, want wat gebeurde er allemaal in een zichzelf aanslingerend proces? Een onbekende componist van makkelijk in het gehoor liggende programmamuziek werd herontdekt, een groot publiek had behoefte aan ongecompliceerde, niet teveel tijd en aandacht verslindende muziek. In dat patroon paste de barokmuziek voortreffelijk, maar de Italiaanse barok was nog ongecompliceerder, extroverter en vrolijker dan de Duitse van Bach en Telemann, zodat in het kielzog van Vivaldi ook Locatelli, Torelli, Albinoni en al die andere wat wielrennerachtige namen snel bekend werden. Maar er was meer: de kwaliteit van de radio-ontvangst werd beter dankzij de invoering van FM, de kwaliteit van de grammofoonplaat werd verbeterd door de introductie van de lp en de eerste hifi producten. Meer nog, het bleek lonend speciale kamerorkesten te formeren, die zich louter toelegden op de vertolking van "Oude Italianen". Twee zijn hierboven al genoemd. Andere zijn de Academici di Milano, de Corelli Society, de Luzern Festival Strings, het Saarlands kamerorkest, het Bath Festival orkest, het Württembergs kamerorkest, de Solisti di Zagreb, het Alessandro Scarlatti orkest uit Napels, Zimbler Sinfonietta, het Parijs' Collegium Musicum en in Nederland hadden we het ensemble Benedetto Marcello, om maar een greep te doen. Met name I Musici vierden triomfen, ook met hun jaarlijkse tournee door Nederland, die op uitverkochte zalen kon rekenen. In mijn Disco Digest (Prisma pocket 503 uit 1960) zijn ze de favoriete Vivaldivertolkers.
In de 1e druk van de veelomvattende Engelse Record Guide van Edward Sackville-West en Desmond Shawe-Taylor uit 1951 is een halve pagina aan Vivaldi gewijd met de volgende tekst:
"Hoewel Vivaldi één van de meest gevierde violisten uit zijn tijd was, is niets van die vioolmuziek in de catalogi terug te vinden. Zijn stijl werd hooglijk bewonderd door Bach, die heel wat concerten van Vivaldi voor andere instrumenten bewerkte, inclusief klavecimbel en orgel. Zijn Gloria staat in een Italiaanse uitvoering ter beschikking en verder is er alleen een bewerking door Mortari van het Andante uit de opera L’Olimpiade door het Turijns omroeporkest onder Mario Rossi (Decca AK 1974, 78 t.)."
In de 2e druk uit 1955 beslaat het hoofdstuk Vivaldi al acht bladzijden!
Achtergronden
Hoe onbekend de details over Vivaldi's leven ook mogen zijn, één ding staat vast: Venetië was het brandpunt, maar ook het zwaartepunt waarin Vivaldi's leven zich concentreerde en waarheen hij telkens terugkeerde, behalve van zijn laatste, fatale reis in 1741. In de caleidoscopische, prachtige en kleurige atmosfeer van Venetië, prachtig vastgelegd op de schilderijen van Canaletto en Guardi, die sinds eeuwen op elke bezoeker een enorme aantrekkingskracht uitoefent, werd Vivaldi in 1678 als jongste in een gezin van de zes kinderen geboren.
Vivaldi's vader, Giovanni Battista was violist in de hertogelijke kapel van San Marco en genoot groot plaatselijk aanzien. In een plaatselijke bron wordt hij vermeld als "virtuoso di musica", een eretitel die zijn zoon later ook kreeg. Antonio was één van zijn tenminste vier zonen. Hij besloot niet in de muziek te gaan, maar zijn leven aan de kerk te wijden. In 1693 kreeg hij de tonsuur en 23 maart 1703 werd hij tot priester gewijd en later bekend als preto rosso, ‘rode priester’ op grond van zijn haarkleur. Antonio was een ziekelijk iemand; hij werd zijn leven lang geplaagd door zware astma, mogelijk ook door angina en was daardoor half invalide. "Vanwege deze 'strettezza di petto' blijf ik bijna steeds thuis", schreef Vivaldi aan een opdrachtgever, "en reizen zijn altijd erg kostbaar, omdat er altijd vier of vijf mensen mee moeten om me te helpen."
Deze blijkbaar zware handicap noodzaakte hem ook het practiserend priesterschap op te geven, "omdat ik al drie keer tijdens de mis het altaar moest verlaten zonder dat de dienst was beëindigd tengevolge van mijn ziekte." Maar gelukkig had hij muziek gestudeerd: viool bij zijn vader en orgel bij de toen beroemde plaatselijke maestro di cappella Giovanni Legrenzi. Hij vond ook een plaatsje als violist in het ensemble van Vivaldi senior.
Belangrijker is dat Vivaldi najaar 1703 als componist en vioolleraar een aanstelling kreeg aan het Ospedale della pietà, een weeshuis voor meisjes van welgestelde ouders met veel aandacht voor muziekeducatie en dus een eigen koor en orkest. Vivaldi zwaaide de scepter over het Conservatorio. Daarvoor schreef hij het leeuwendeel van zijn muziek, honderden werken, voornamelijk sinfonia’s, concerten en sonates, maar ook koorwerken en opera’s, alle achteraf gecatalogiseerd en van een nummer voorzien door Ryan (RV nummering). Daar ook gingen zijn meeste werken in première en daar werd hij - ironie van het lot - het snelst vergeten na zijn dood. Zijn eens bewonderde muziek verdween in het archief om plaats te maken voor andere, nieuwere werken. Venetië, "prachtig en wispelturig als een exotische maîtresse" werd Vivaldi ontrouw.
Dat dubbelleven van priester en musicus komt ons thans wat vreemd voor, maar het was in het barokke Italië niets bijzonders voor een priester om zich ook met wereldse activiteiten bezig te houden. In feite moet Vivaldi een diep gelovig, bijna fanatiek katholiek zijn geweest zijn leven lang. De bekende Venetiaanse dichter en toneelschrijver Carlo Goldoni, die met zijn dartele libretti het aanzien van de Italiaanse opere buffe zo drastisch veranderde, zocht eens Vivaldi op. In zijn Mémoires schrijft hij daarover:
"Ik ging naar het huis van abbé Vivaldi en trof hem aan omringd door muziek en met zijn brevier in de hand. Hij stond op, maakte een compleet kruisteken, legde het brevier neer en maakte me de gebruikelijke begroetingscomplimenten. Na het begin van een kort gesprek pakte hij zijn brevier weer, maakte nogmaals een kruisteken en antwoordde me niet meer. 'Signor', zei ik, 'ik wil u niet in uw religieuze plichten storen; ik zal een andere keer wel terugkomen'. Maar Vivaldi zette met onderbrekingen de conversatie voort, intussen rondwandelend met het brevier, waaruit hij psalmen en gezangen reciteerde...."
Dat Ospedale, liever nog als verkleinwoord ospedalletto genaamd had iets gemeen met het Londense Foundling Hospital, dat door Händel even later in de tijd bekend werd. Venetië had vier van dergelijke instellingen, die oorspronkelijk waren gesticht voor de opvang van weesmeisjes (lees onwettige kinderen), die er op kosten van de stad hun opvoeding genoten om tot slot als ze de geschikte leeftijd hadden bereikt te worden uitgehuwelijkt. Geleidelijk ontwikkelde het Pietà zich tot de beste muziekschool van Noord Italië. Het moet er een vrolijke, prettige bedoening zijn geweest.
De Engelse reiziger/schrijver Burney berichtte er rond 1720, toen Vivaldi's roem zijn hoogtepunt had bereikt over:
"Degenen, die een vrouw willen uitkiezen, welke nog niet met de buitenwereld bekend is, gaan naar die plaatsen (de ospitale) om een eentje uit te zoeken en ze doen alles wat in hun vermogen ligt om ze later zo min mogelijk met die wereld vertrouwd te maken.
... Elke zondag en feestdag vindt er een muziekuitvoering plaats in deze weeshuizen; de meisjes voeren vocale en instrumentale werken uit, terwijl ze op een bovengalerij zitten. Hoewel ze de kloostergelofte niet hebben afgelegd worden ze aan het zicht van de beneden zittenden onttrokken door een raster van ijzerwerk. De orgelpartijen en de andere instrumenten worden alle door meisjes gespeeld. Ze hebben een eunuch (arme Vivaldi!) als leermeester en hij schrijft hun muziek. Hun spel is verrassend goed ... en dat is des te amusanter omdat ze aan het oog onttrokken zijn."
Tijdsbeeld
Een beroemd schilderij van Guardi getuigt beter dan woorden, hoe die atmosfeer moet zijn geweest. Hoewel de jongedames geacht werden als nonnen in een klooster te leven, schijnt dat leventje best vrij en los geweest te zijn. Jean-Jacques Rousseau liet zich ooit in zo'n quasi klooster binnensmokkelen voor een souper en hoewel hij ze lelijk vond (eentje noemde hij ronduit 'afschuwelijk'), "hadden ze wel charme." Een andere verslaggever vermeldde, dat veel meisjes gedwongen werden om non te worden, maar dat ze "ook nadat ze gesluierd waren ze hun wereldse leventje voortzetten en elegant gekleed gingen.... hun boezem half bedekt met smalle, geplooide zijden lijfjes. De stilte van het klooster werd soms verbroken door blije kreten van de jonge aristocraten als ze met de nonnen dansten. Soms bleven ze de hele nacht weg met hun minnaars."
In deze "kostelijk corrupte" wereld ging Vivaldi zijn pittige concertjes schrijven, die ook dra buiten Italië bekend werden. Naast de geestelijke muziek, die hij voor de kerk van Pietà schreef, werden de wereldlijke concerten van hem ook vaak tijdens het kerkritueel gespeeld, bijvoorbeeld ter vervanging van het graduaal of offertorium. In het toenmalige Italië werd het niet vreemd gevonden, dat maestro Vivaldi een virtuoos vioolconcert met een verrassende cadens speelde tijdens de kerkdienst. Eén van die concertjes heeft ook de ondertitel fatto per la solennità della S. Lingua di S. Anto(nio) in Pad(ov)a (geschreven voor het plechtige festival van Sint Lingua in de (kerk) van Sint Antonius in Padua). Een ander Concert in C kreeg de ondertitel Per la solenita di S. Lorenzo en de Sinfonia Al santo sepolcro en het Madrigalesco concert wijzen ook op kerkelijk gebruik.
Zijn eerste gepubliceerde werken, toen nog onder zelf gegeven min of meer chronologische nummers – 12 triosonates opus 1 uit 1703/5 en 12 vioolsonates op. 2 uit 1709/13 - verschenen nog in Venetië, maar vanaf opus 3 - de reeks van twaalf concerti grossi onder de titel L'estro armonico uit 1711 - werden ze in Amsterdam door De Cène die ook werk van andere Italianen als Torelli en Corelli aannam uitgegeven. Op wens van dergelijke muziekuitgevers bundelden de componisten telkens zes of twaalf stukken in één band. Ze werden snel heel populair.
Van daaruit zwierven ze over heel Europa en werden met name warm onthaald in Duitsland. Het duurde dan ook niet lang totdat een Duitse kapelmeester, een zekere Johann Sebastian Bach de bundel concerten op. 3 in handen kreeg en dermate gefascineerd raakte, dat hij ze niet alleen als model voor eigen composities gebruikte, maar dat hij een aantal voor andere instrumenten bewerkte. Zo werd bijvoorbeeld een van Vivaldi's Concerten voor 4 violen en strijkorkest in b op. 3/10 via Bachs handen een Concert voor 4 klavecimbels en strijkorkest in a BWV 1065. Verder zijn daar bijvoorbeeld ook de drie Orgelconcerten naar Vivaldi in a BWV 593, c BWV 594 en d BWV 596. Het is wel grappig hierbij aan te tekenen, dat de hernieuwde belangstelling voor Bach sinds Mendelssohns dagen midden negentiende eeuw een eeuw later dankzij gespecialiseerde kleine Italiaanse ensembles als I Musici en de Virtuosi di Roma ook tot een even hernieuwde belangstelling voor Vivaldi leidde.
Nu goed bekende reeksen volgden: de 12 vioolconcerten onder de titel La stravaganza (1712/3) als op. 3, een zestal vioolconcerten op. 6 (1729/30), 12 viool/hoboconcerten op. 7 (1716/21), de 12 vioolconcerten Il cimento dell’armonia e dell’invenzione op. 8 (1725) waarvan het eerste viertal in veler oren zo ongeveer geldt als Vivaldi’s opus magnum: Le quatrro stagioni, het twaalftal op. 9 La cetra (1727), de 6 fluitconcerten op. 10 (1728), weer twee reeksen van telkens 6 vioolconcerten op. 11 en 12 (1729/30), een zestal fluitsonates Il pastor fido op. 13 (1737) enzovoorts, enzovoorts.
De verbintenis in Venetië was niet permanent. Van 1703 tot 1709 was Vivaldi viooldocent aan het Ospedale, daarna had hij een soort sabbatical om van 1711/16 terug te keren en maestro de concerti, muzikaal leider te worden. Nog weer later werden de banden losser, hoewel zijn benoeming wel in stand bleef. In een bepaalde periode stuurde hij twee nieuwe concerten per maand in met de post. Van 1735/8 was hij maestro di cappella en ook daarna nog leverde hij nieuwe concerten en dirigeerde hij bij speciale gelegenheden.
Zijn faam groeide in heel Europa en menig musicus zocht hem op. Hij kreeg eveneens opdrachten uit het buitenland, onder andere van het Saksische hof in Dresden, waarvoor hij ook in opdracht muziek schreef. In het verre Bohemen engageerde graaf Morzin, een voorvader van de Esterhazy's, die een kwart eeuw later Joseph Haydn in dienst namen, Vivaldi als een soort lange afstand kapelmeester: "Maestro in Italia dell'illustrissimo Conte" was 's componisten nieuwe titel. Vivaldi voorzag de graaf niet slechts van nieuwe muziek (inclusief de Vier jaargetijden en de andere 11 concerten uit Il cimento dell'armonia e dell'inventione op. 8), maar zoals uit in een archief in Praag teruggevonden materiaal aantoont, hij zond ook zangers en instrumentalisten naar Bohemen voor de grafelijke kapel. Het is daarom bijvoorbeeld ook niet zo vreemd, dat niet zolang geleden in de Nationale Bibliotheek een onbekend Magnificat van Vivaldi werd ontdekt. Nog steeds worden manuscripten van hem teruggevonden, onlangs bijvoorbeeld in Berlijn nog dat van zijn opera Montezuma.
Privéleven
Ook over het privéleven van Vivaldi is niet zoveel bekend. Rond 1725 ging hij een soort verbintenis aan met Anna Girò, een jonge sopraan (en protégé van het Pietà) die vaak hoofdrollen vervulde in Vivaldi’s opera’s. Zij en haar zuster Paolina vergezelden hem meestal op zijn reizen, een regeling die wel schandalen veroorzaakte en onder andere aanleiding was voor zijn verbanning uit Ferrara door de plaatselijke aartsbisschop.
Ter plaatse
Het Pietà ligt aan de Riva degli Schiavoni, één van de zonnigste en warmste plekjes van Venetië ("particularly recommended for soujourns during the damp winter months", meldt een uitgave van de Baedeker uit 1898). In vergelijking met andere oude Europese steden is Venetië niet zo drastisch veranderd de afgelopen paar eeuwen. Wie tracht de ogen te sluiten voor de commercie, de TV antennes en de 'bloody tourists' kan nu nog de dagelijkse wandeling van Vivaldi maken van de Piazza San Marco naar het Pietà, denkend in de 18e eeuw te leven. De entourage en de kledij zijn veranderd, maar de statige San Giorgio toren aan de overkant van de lagune en zelfs de (ongemotoriseerde) gondels zijn nog vrijwel hetzelfde. Op een warme zomeravond, als de maan de Piazza San Marco omtovert in een sprookjesdroom zijn de gondeliers te horen met de in hun ruwe dialect gezongen liederen; liederen met een merkwaardig tijdloze kwaliteit, die nooit door de moderne media is bedorven. Men kan langs het hertogelijk paleis wandelen met het dansende groene water dat tegen de Piazetta klotst. Daar arriveerden buitenlandse ambassadeurs in prachtig opgetuigde gondels en staatsieboten, maar daar werden ook de gevangenen uit hun kerkers en martelkamers van de nabijgelegen Carceri gesleurd om in het openbaar te worden terecht gesteld.
Linksaf slaand, parallel met de Brug der zuchten (Ponte dei sospiri), blijft men langs de lagune wandelen om na een paar minuten voor de kerk van Santa Maria della Pietà te staan, het toneel van heel wat van Vivaldi's triomfen. De huidige kerk werd een paar jaar na Vivaldi's dood herbouwd, maar de 'galerij boven' met het 'ijzeren netwerk' oogt nog net als in Vivaldi's dagen.
De directeur van het Pietà, dat nog steeds bestaat en waar men nog steeds een baby te vondeling kan leggen in de wetenschap, dat de nonnen zich erover ontfermen tot het kind meerderjarig is - "hoewel dat al lang niet meer is gebeurd", zegt een van de zusters - ontvangt de bezoeker in zijn deftige kantoor op de eerste verdieping.
"Er is hier niet veel over, dat aan Vivaldi's tijd herinnert", legt hij uit. "De muziekinstrumenten, de klavecimbels, trompetten, pauken, violen enzovoorts zijn allemaal in het Venetiaans Conservatorium; dat geldt ook voor de partituren en manuscript fragmenten, in zoverre die er nog zijn. Ook de kamers zijn danig veranderd", voegt hij daaraan toe. Nadat hij was opgestaan en naar het raam gelopen, wees hij op de rustige, zonovergoten tuin. "Misschien is dat het gedeelte van het Pietà, dat het minst is veranderd". Een non kruist het stenen pad beneden en sluit een deur achter zich. De vogels tjirpen, het geheel ademt de sfeer van een oud klooster.
"Wat was de functie van Vivaldi hier?". "Grappig, dat u dit vraagt. Weet u, dat is niet precies bekend. Het is zo moeilijk omdat hij vrijwel op elk document een andere titel heeft. Soms is hij de directeur van het orkest, soms staat hij op de lijst als huiscomponist, soms ook als 'maestro di coro', wat niet betekent, dat hij koordirigent was; 'coro' is hier in de oude Italiaanse betekenis gebruikt en betekent 'iedereen', dat wil zeggen alle zangers, instrumentalisten, de organist, de klavecinist enzovoorts."
Bekend is dus dat Vivaldi het instituut twee nieuwe concerten per maand moest leveren. Maar of hij verder nog dergelijke verplichtingen had?
"Ook dat is vrij onduidelijk. Als deel van zijn taak als 'maestro di cappella' of 'maestro di coro' heeft hij kerkmuziek en een aantal concerten geschreven. Maar af en toe diende hij een rekening in voor de muziek die hij schreef. Bijvoorbeeld in december 1739, kort voordat hij Venetië voor de laatste keer verliet en prins Frederik Christian, de koning van Polen en keurvorst van Saksen naar Venetië kwam. In het Pietà werd een groot concert te zijner ere gegeven. Het was een groots opgezet feest en alle grachten rond dit deel van de stad waren verlicht. Vivaldi ontving vijftien dukaten en dertien lire voor zijn nieuwe werken. De documenten daarover bestaan nog. Overigens worden alle werken, die hier toen werden uitgevoerd bewaard in de bibliotheek in Dresden. Ze behoren tot de beste Vivaldiana, waarover men thans nog beschikt. De koning moet kopieën aan de componist hebben gevraagd.
Hoewel Vivaldi een soort manusje van alles moet zijn geweest in het Pietà, was het beslist niet zo, dat hij niet erg werd gewaardeerd. Maar hij was zo vaak weg en gedurende zulke lange periodes, dat hij niet in aanmerking kwam voor een vaste aanstelling op termijn. Men sloeg hem wel hoog aan evenwel en iedere keer, dat hij naar Venetië terugkeerde, kreeg hij zijn oude positie onmiddellijk terug."
Reizen
Over die binnen- en buitenlandse reizen van Vivaldi moet nog veel onderzoek worden verricht. Hij schijnt tussen zijn Venetiaanse verplichtingen door een tijd in de dienst van prins Philipp van Hessen-Darmstadt in Mantua te hebben gewerkt. Die was destijds gouverneur van de stad. Verder weten we, dat hij een paar keer in Wenen was en een keer in Amsterdam waar hij na de publicatie van Il cimento veel succes had, mogelijk ook in Darmstadt.
Rodolfo Gallo, een Italiaanse musicoloog, ontdekte een interessant document in het stadsarchief van Venetië. Het is 30 september 1729 gedateerd en Antonio's vader, Giovanni Battista, vraagt daarin een jaar verlof voor zijn zoon om naar Duitsland te gaan. We weten echter niet zeker of hij daadwerkelijk naar Duitsland afreisde en waar hij eventueel verbleef. In 1740 ging hij nog een keer naar Wenen in de hoop op werk en protectie van de keizer, maar dat lukte niet. Eerder al, toen hij in 1739 van een reis in Venetië terugkeerde om de leiding op zich te nemen van de festiviteiten ter ere van een bezoek van de Poolse koning leek zijn reputatie tanende en bij zijn dood in 1741 was hij een vrijwel vergeten iemand. Hij werd in Wenen buiten de stadsmuren van de armen begraven met koorzang van zes zangertjes, waaronder Joseph Haydn.
Vlak voor de Tweede Wereldoorlog ontdekte Rodolfo Gallo tenslotte de details over Vivaldi's noodlottige laatste reis. Een obscure vingerwijzing volgend, waarin sprake was van het feit, dat de componist niet zoals algemeen werd aangenomen in Italië was gestorven, maar in Wenen, onderzocht hij de necrologie van de Stephans Dom daar. Hij ontdekte, dat Vivaldi inderdaad daar als pauper in juli 1741 treurig aan zijn eind was gekomen tengevolge van 'inwendige ontsteking'. Begraven werd hij op het kerkhof van het Bürgerspital. In de annalen is hij vermeld als 'burgerpriester'. Een paar jaar later werd het bewuste kerkhof geruimd, zodat geen spoor van zijn graf over is.
De analogie met een andere componist, die vijftig jaar later in datzelfde Wenen vrij roemloos stierf, een eredienst in de Stephan kreeg en ook van de armen werd begraven, is frappant. Vivaldi en Mozart ondergingen een zelfde soort liefdeloos afscheid en liggen in ongemarkeerde graven op ongeveer anderhalve kilometer van elkaar in Wenen.
Stijl
Het grootste belang van Vivaldi schuilt in hetgeen hij deed voor de concertvorm. Hij was de eerste componist die het ritornello regelmatig toepaste in de snelle delen; dat werd daardoor een waar model. Hetzelfde geldt voor de driedelige structuur (snel-langzaam-snel). Ook zijn methodes om een grotere thematische eenheid te bereiken vonden algemeen navolging, vooral wat de integratie van solo- en ritornello materiaal betreft. Ook zijn levendige ritmische patronen, zijn violistische figuraties en zijn gebruik van sequensen werd driftig geïmiteerd.
Van zijn circa 550 concertjes zijn er 350 voor soloinstrument (meer dan 230 voor viool); er zijn ongeveer 40 dubbelconcerten, meer dan dertig voor meerdere soloinstrumenten, zestig voor strijkorkest zonder solo en een twintigtal kamerconcerten voor een kleine groep soloinstrumenten zonder orkest, waarbij het tutti element wordt ingevuld door alle instrumenten die samen spelen.
Vivaldi was ook een ondernemend orkestrator die diverse concerten schreef voor ongewone combinaties als viola d’amore en luit of voor ensembles met chalumeaux, klarinetten, hoorns en andere zeldzaamheden uit die tijd. Nog helemaal los van de nog te noemen soloconcerten voor viool, cello, fluit, hobo en fagot.
Sommige werken hebben een beschrijvend of programmatisch karakter. Het bekendst in dit opzicht is natuurlijk de reeks De vier jaargetijden; maar er zijn ook drie werken met de ondertitel La tempesta di mare (storm op zee) en eentje met Il gardellino (de distelvink).
Vivaldi was ook een bedreven koorcomponist en in die koorwerken zijn de levendige invloeden van zijn concertstijl speurbaar. Hieronder wordt ook nader ingegaan op zijn werk als operacomponist.
De orkestrale en instrumentale muziek
“Vierhonderd maal hetzelfde concert” zei Igor Stravinsky tamelijk denigrerend over Vivaldi bij diens herontdekking sinds de jaren dertig uit de vorige eeuw. Tot die tijd was Vivaldi geheel onbekend en wat men van hem wist, werd door een violist als Fritz Kreisler bewerkt tot salonmuziek. Tegenwoordig worden brokjes Vier jaargetijden gefloten door lieden die verder niets met klassieke muziek op hebben.
Gekarakteriseerd door dramatische contrasten in de dynamiek en de harmonie werd Vivaldi’s muziek door veel tijdgenoten bestempeld als excentriek. Maar zelf een vioolvirtuoos was hij geboeid door de enorme, vaak onbenutte mogelijkheden van de strijkersklank en rekte hij de grenzen van de instrumentale techniek stukken op. Zo is bijvoorbeeld het langzame deel van zijn Concert in b voor 4 violen en orkest een exploratie van de verschillende mogelijkheden om een akkoord te spreiden en te strijken. Bovendien waren ’s componisten bijdragen aan de ontwikkeling van het soloconcert als vorm bijzonder groot. De eerste delen van die werken zijn heel strikt en economisch, net als de ritmische vaart van de beginthema’s; de langzame delen bezitten de welsprekendheid van een opera aria en de finales lopen met hun veerkracht en vaart vooruit op de finales van de klassieke symfonie.
Het orkestrale deel van Vivaldi’s oeuvre bevat legio sinfonia’s, concerten (ook in dubbel-, tripel- en quadrupel vorm), niet alleen voor vioolsolo, maar ook voor altviool, cello, fluit, hobo, fagot, trompet(ten), luit en zelfs gitaar. Kortom voor alle instrumenten die bij de meisjes uit het weeshuis voorhanden waren.
Bij de kamermuziek gaat het vooral om ‘kamerconcerten’ voor de combinatie fluit, hobo, viool, fagot en continuo, triosonates en sonates, opnieuw met veel inbreng van viool, cello, fluit en hobo.
Koorwerken
Geheel in de tijdgeest en de bijbehorende stijl zijn in dit genre de nodige losse aria’s en cantates voorhanden, maar belangrijker zijn het oratorium Juditha triumphans uit 1716 op tekst van Cassetti en standaard geestelijke werken. Met als belangrijkste het Gloria in D, het Stabat mater in f en het Magnificat in d. Verder standaard kerkmuziek met titels als Dixit Dominus, Laudate, Nisi Dominus, Salve regina en Vespers.
Opera
Een ander aspect van Vivaldi's carrière, dat een behoorlijke aanslag pleegde op zijn voor het onderwijs en compositie voor het Pietà bestemde tijd was zijn voortdurende operaproductie. Momenteel weten we zo ongeveer alles van Vivaldi als componist van instrumentale werken plus het nodige over zijn status als schrijver van kerkmuziek. Maar over zijn werk als operacomponist weten we nog weinig. In die rol moet hij heel actief en populair zijn geweest. Op het handschrift van één van die opera's staat geschreven "gecomponeerd in vijf dagen". Een soort snelheidsrecord, zelfs in de barok.
Vivaldi moet zo’n negentig opera’s hebben geschreven, waarvan er ongeveer twintig bewaard zijn gebleven en de kans op herontdekking van meer dus voorhanden is. Te beginnen met Ottone in Villa uit 1713 dat voor Vicenza werd geschreven en ongeveer eindigend met Cantone in Utica uit 1737.
De meeste gingen in Venetië in première in de door hem als componist en manager gerunde Sant’ Angelo en San Mosè theaters. In een brief uit 1737 noemde hij zich een ‘freelance entrepreneur’. Hij werkte daarnaast voor de theaters in Rome (waarschijnlijk 1723/5), Mantua (1718/20), Pavia, Verona en Ferrara (1737) en mogelijk Praag en Wenen (rond 1730) en zelfs Amsterdam (1738) is genoemd maar Venetië was de eerste stad waar een operagebouw werd geopend voor betalende bezoekers.
Naast die twee genoemde zijn andere, goeddeels onbekend gebleven opera’s Bajazet, Dorilla in Tempe, Farnace, La fida nimfa, Il Giustino, Griselda, l’Incoronazione di Dario, Montezuma, l’Olympiade, Orlando en Teuzzone.
Het muziekleven in Italië is tijdens Vivaldi’s leven en werken drastisch veranderd, net als elders uiteraard. In Vivaldi's dagen beschikte Venetië over een dozijn theaters, groot en klein, waarin operavoorstellingen plaatsvonden gedurende de drie jaarlijkse stagioni: het winter- of carnavalsseizoen (van Kerstmis tot eind maart), het voorjaars- of Hemelvaartseizoen (van Pasen tot eind juni) en het herfstseizoen (van september tot eind november).
Vivaldi schreef niet voor het welvarende Teatro S. Giovanni e Paolo, maar vooral voor het kleinere Teatro San Angelo. Ongelukkig genoeg zijn de meeste van die oude schouwburgen verdwenen. Het prachtige uitgebrande maar gelukkig in stijl herbouwdeTeatro La Fenice is een gunstige uitzondering. Van de theaters, waar Vivaldi's werken werden uitgevoerd, is niets over. Die theaters werden meestal in stand gehouden door de rijke Venetiaanse aristocratie en bevonden zich meestal in de hoek van een groot Palazzo. Nu nog kan men de plaats van heel wat van die theaters aanwijzen, maar ze zijn veranderd in bioscopen of pakhuizen.
Kort coda
Vivaldi's Venetië bestaat nog in alle glorie, maar de grote opera traditie van Goldoni en Vivaldi, van Pergolesi en Metastasio is voor altijd verdwenen en daarmee is ook de cultuur, waarin die traditie kon gedijen weg.
SELECTIEVE DISCOGRAFIE
Begin 21e eeuw is de volledige discografie van Vivaldi dermate een mer à boire, dat het verstandig leek een keuze te maken uit die veelheid. Daarbij is rekening gehouden met het verschil tussen "authentieke" en "traditionele" uitvoeringen; beide komen aan hun trekken. Op basis van de vermelde cd's kan iedere liefhebber makkelijk verder zoeken, bijvoorbeeld op basis van de voorkeurs interpreten, die als regel meer Vivaldi hebben opgenomen.
L'Estro armonico op. 3. Simon Standage met The English Concert o.l.v. Trevor Pinnock. Archiv 423.094-2 (2 cd’s).
L'Estro armonico op. 3. Academy of ancient music o.l.v. Christopher Hogwood. Oiseau Lyre 458.078-2 (2 cd's).
L'Estro armonico op. 3. Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Decca 443.476-2 (2 cd's).
La stravaganza op. 4. Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Decca 444.821-2 (2 cd's).
La stravaganza op. 4. Academy of ancient music o.l.v. Christopher Hogwood. Oiseau Lyre 417.502-2 (2 cd's).
6 Vioolconcerten op. 6. Carmirelli en I Musici. Philips 426.939.
12 Concerten voor viool of hobo op. 7. Holliger en Accardo met I Musici. Philips 426.940-2 (2 CD's).
Il cimento dell'armonia e dell'invenzione op. 8. Academy of ancient music o.l.v. Christopher Hogwood. Oiseau Lyre 417.515-2 (2 cd's).
Il cimento dell'armonia e dell'invenzione op. 8. I Musici. Philips 438.344-2 (2 cd's).
De vier jaargetijden op. 8 1/4. Jeanne Lamon met Tafelmusik. Sony 48251.
De vier jaargetijden op. 8 1/4. Marieke Blankestijn met het Chamber orchestra of Europe. Teldec 4509-91683-2.
De vier jaargetijden op. 8 1/4. Andrew Manze met het Amsterdam Barokorkest o.l.v. Ton Koopman. Erato 4509-94811-2.
La cetra op. 9. Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Decca 448.110-2 (2 cd’s)
La cetra op. 9. Academy of ancient music o.l.v. Christopher Hogwood. Oiseau Lyre 421.366-2 (2 cd's).
Dresdense vioolconcerten. Roberto Baraldi met de Accademia I filharmonici o.l.v. Alberto Martini. Naxos 8.553792/3, 8553860, 8.554310 (4 cd’s).
Vioolconcerten Voor Anna Maria. Marianna Sirbu met I Musici. Philips 454.459-2.
6 Fluitconcerten op. 10. Liza Beznosiuk en The English concert o.l.v. Trevor Pinnock. Archiv 423.802-2.
6 Fluitconcerten op. 10. Severino Gazzelloni en I Musici. Philips 422.620-2.
37 Fagotconcerten. Daniel Smith met het Engels kamerorkest o.l.v. Philip Ledger c.q. de Solisten van Zagreb o.l.v. Tonko Ninic. ASV CDDCX 625 (6 cd’s).
6 Fagotconcerten. Thunemann met I Musici. Philips 432.124-2.
27 Celloconcerten. Raphael Wallfisch met de City of London Sinfonia o.l.v. Nicholas Kraemer. Naxos 8.550907/10 (4 cd’s).
3 Celloconcerten en 3 Cellosonates. Christophe Coin met de Academy of ancient music o.l.v. Christopher Hogwood. Oiseau Lyre 433.052-2.
Il proteo Dubbel- en tripelconcerten. Christophe Coin met Il giardino armonico. Teldec 4509-94552-2.
20 Hoboconcerten. Stefan Schilli met het Boedapest Failoni kamerorkest o.l.v. Béla Nagy. Naxos 8.550859/60 (2 cd’s).
Diverse kamermuziekwerken. Ensemble Florilegium. Channel Classics CCS 8495.
Triosonates. L’Arte dell’arco. Harmonia Mundi 05472-77350-2.
12 Vioolsonates. Romanesca. Harmonia Mundi HMU 90.7089/90.
6 Cellosonates. Pieter Wispelwey met het Florilegium ensemble. Channel Classics CCS 6294.
6 Cellosonates. Anner Bijlsma en Jacques Ogg. Duitse Harmonia Mundi. RD 77909.
Gewijde koormuziek. Susan Gritton, Lisa Milne, Caroline Denley, Lynton Atkinson, David Wilson-Johnson en de King’s Consort o.l.v. Robert King. Hyperion CDA 66769/82 (5 cd’s).
Gewijde koormuziek. Margaret Marshall, Felicity Lott, Anthony Rolfe-Johnson, Robert Holl, Jochen Kowalski, Birgit Finnilä e.a., het John Alldiskoor en Engels kamerorkest e.a. o.l.v. Vittorio Negri. Philips 432.088-2, 462.170-2 (2 cd’s), 420.648/52-2, (5 cd’s).
Gloria in D. Emma Kirkby, Tessa Bonner, Michael Chance en het Collegium musicum 90 o.l.v. Richard Hickox. Chandos CHAN 0518.
Stabat mater. Andreas Scholl met Ensemble 415 o.l.v. Chiara Banchini. Harmonia Mundi HMC 90.1571.
Juditha triumphans. Maria Cristina Kiehr, Ann Murray, Susan Bickley, Sarah Connolly, Jean Rigby met The King’s Consort o.l.v. Robert King. Hyperion CDA 67281/2.
Juditha triumphans. Elly Ameling, Birgit Finnilä, Annelies Burmeister, Ingeborg Springer, Julia Hamari met het Berlijns kamerorkest o.l.v. Vittorio Negri. Philips 426.955-2 (2 cd’s).
Bajazet. Ildebrando d’Arcangelo, David Daniels, Patrizia Ciofi, Vivica Genaux, Marijana Mijanovic en Elina Garanca met Europa galante o.l.v. Fabio Bondi. Virgin 545.676-2 (2 cd’s).
Orlando furioso. Marilyn Horne, Victoria de los Angeles, Lucia Valentini-Terrani, Dalmacio Gonzales, Lajos Kozma, Sesto Bruscantini, Nicola Zaccaria en I solisti Veneti o.l.v. Claudio Scimone. Erato 2292-45147-2 (3 cd's); hoogtepunten: 0630-13819-9.
Ottone in Villa. Monica Groop, Susan Gritton, Nancy Argenta, Mark Padmore, Sophie Daneman en het Collegium musicum 90 o.l.v. Richard Hickox. Chandos CHAN 0614.
Opera aria’s. Cecilia Bartoli met Il giardino armonico en het Arnold Schönberg koor o.l.v. Giovanni Antonini. Decca 466.569-2.