Componisten portretten

VICTORIA

VICTORIA, TOMÁS LUIS  DE (1548 – 1611): GROTE POLYFONIST

 

Van alle grote polyfonisten uit de zestiende eeuw is Victoria iemand wiens muziek misschien wel de grootste indruk maakt. Onbetwist kan hij gelden als de grootste Spaanse Renaissance componist en hij behoorde ook in heel Europa tot de grootsten van zijn tijd. Waar de muziek van zijn tijdgenoot Palestrina een stemming van serene rust en contemplatie schept, maakte Victoria van de polyfonische techniek een hulpmiddel voor veel heftigere en gepassioneerdere gevoelens. Zo ongeveer als fervente uiting van een directe en heel persoonlijke relatie met God. Dat is een kwaliteit welke zijn diepste wortels vindt in de Spaanse vorm van het Katholicisme, een intens mededogen dat ook te vinden is in de geschriften van de mystica Sint Teresa van Avila (die Victoria mogelijk persoonlijk kende) en in de visionaire schilderijen van El Greco.

Victoria werd in Avila geboren waar hij later ook als koorknaap lid was van het plaatselijke kathedraalkoor. Hij bezocht de Jezuïetenschool van Sa  Gil. Met koning Filips II als mecenas werd hij rond 1565 toen zijn stem was gebroken naar Rome gestuurd om zijn opleiding te vervolgen op een andere Jezuïeteninstelling, het Collegium germanicum. Terwijl hij daar vertoefde moet hij vrijwel zeker in contact zijn gekomen met Palestrina; het wordt niet uitgesloten dat hij ook les heeft gehad van hem.

Gedurende zijn tijd in Rome bekleedde Victoria een paar belangrijke functies, te beginnen als organist en zanger in de Santa Maria di Monserrato kerk (van 1569 tot tenminste 1574) en die culmineerden in zijn benoeming tot leraar en maestro di cappella van dat Collegium germanicum in 1573. Hij bleef in die rol tot 1578. In 1575 werd hij ook tot priester gewijd en voegde zich bij de gemeenschap van Filippo Neri, de schepper van de oratoriumvorm. Die gemeenschap had de San Giralmo della Carità kerk als thuisbasis en Victoria was er tevens de kapelaan van tussen 1578 en 1585.

In het midden van de jaren 1580 uitte hij zijn wens om naar Spanje te mogen terugkeren en dat gebeurde ook toen hij tot de persoonlijke kapelaan van keizerinweduwe Maria, de zuster van Filips II, werd benoemd. Zij leefde destijds teruggetrokken in het klooster van de Descalzas reales in Madrid.

Victoria keerde tussen 1592 en 1594 nog een keer terug naar Rome om de supervisie op zich te nemen toen zijn werken daar werden gedrukt en tevens om de begrafenis van Palestrina bij te wonen. De rest van de tijd verbleef hij in Madrid waar hij de keizerin diende tot zij in 1603 overleed. Maar ook daarna bleef hij tot zijn dood acht jaar later in dat klooster.

Vergeleken met Palestrina is Victoria’s oeuvre buitengewoon klein, maar het bezit wel een veel groter emotioneel bereik van het zo van vervoering getuigende begin van het motet O quam gloriosum tot de pikzwarte intensiteit van de Tenebrae responsoria. Victoria schreef uitsluitend Latijnse kerkmuziek en in 1600 werd een verzameling van zijn tweeëndertig populairste missen, magnificats, psalmen en motetten gepubliceerd in Madrid. Tot zijn bekendste werken behoren de Missa ‘Ave reginum caelorum’, de Missa ‘Pro Victoria’ en O magnum mysterium, O quam gloriosum en O vos omnes.

Zijn ongetwijfeld belangrijkste en beste werk is het Officium defunctorum dat voor de begrafenis van keizerinweduwe Maria werd geschreven in 1603. Het werk omvat niet alleen de dodenmis zelf, maar ook de onderdelen van de voorafgaande dienst. Het werk begint met de tweede schriftlezing van de matins Tadeat animam meam waarmee meteen een sfeer van strenge plechtigheid wordt geschapen. Maar het Requiem zelf is veel rijker, waarbij het begin, Requiem aeternam getuigt van een spirituele aspiratie dankzij langzaam aanzwellende akkoorden aan het begin.

Die oplopende figuur wordt in het Kyrie herhaald, maar in het korte Christe wordt de zesstemmigheid (twee sopranen, alt, twee tenoren en een bas) plotseling in een heel subtiele passage gereduceerd tot de vier bovenste stemmen. Voor eenheid in verscheidenheid is gezorgd door de cantus firmus melodie, die doorgaans te horen is in de partij voor de tweede sopraan. De muziek bereikt zijn culminatiepunt in het lange Libera me waarin de tekst heel krachtig uitkomt. OP dat moment verzamelden alle dignitarissen zich rond de katafalk die dan met wijwater werd besprenkeld terwijl er ook wierook boven werd uitgewaaierd.

 

Selectieve discografie

Missa ‘Gaudeamus’; Missa ‘Pro Victoria’; 9 motetten. Cardinalls musick o.l.v. Andrew Carwood. ASV CDGAU 198. 1999

Missa en motet O magnum mysterium’ en ‘O quam gloriosum’. Oxford Camerata o.l.v. Jeremy Summerly. Naxos 8.550575. 1992

Missa ‘Dum complementur’; 6 Motetten. Koor van de Westminster kathedraal o.l.v. James O’Donnell. Hyperion CDA 66886. 1996

Officium defunctorum. Gabrieli consort o.l.v. Paul McCreesh. Archiv 447.095-2. 1994

O quam gloriosum (2x); Missa ‘Ave Maris stella. Koor van de Westminster kathedraal o.l.v. David Hill. Hyperion CDA 66114. 1983

Tenebrae responsoria. Koor van de Westminster kathedraal o.l.v. David Hill, Hyperion CDA 66304. 1993